Een schrijver kan een boek lang
met zich meedragen zonder ooit een letter ervan op papier te zetten. Dat is ook
de voorgeschiedenis van de roman Oorlog en terpentijn van de Vlaamse auteur
Stefan Hertmans. In 1981 krijgt hij van zijn grootvader, kort voor diens dood,
twee oude schriften. Het eerste schrift is klein en dik, met een omslag van
lichtgrijs linnen, 'als had het een jasje van vooroorlogs tweed'. Het tweede
schrift is groter en heeft een omslag van ouderwets gemarmerd karton. Die
schriften bevatten de herinneringen van zijn grootvader aan zijn jeugd en zijn
ervaringen als soldaat in de Eerste Wereldoorlog. Hertmans publiceert in
datzelfde jaar 1981 ook zijn eerste boek. Misschien is dat wel waarom zijn
grootvader - met de mooie naam Urbain Martien – de schriften aan hem geeft: in
de hoop dat zijn kleinzoon er iets mee doet. Die neemt zich dat inderdaad voor,
maar de uitvoering laat lang op zich wachten. Hertmans schrikt eerst zelfs
terug voor het doorlezen van de schriften, bevreesd dat de inhoud hem zo zal
aangrijpen dat hij er direct iets mee wil doen terwijl hij daar de tijd niet
voor heeft. Pas de nadering van het herdenkingsjaar 2014 zet hem aan het werk,
ook omdat hij een morele verplichting voelt jegens zijn grootvader.
Hertmans heeft de inhoud van de
schriften geraffineerd verwerkt en van Oorlog en terpentijn een indrukwekkend
relaas gemaakt. Het is een ontroerend boek, waarin hij een heel persoonlijke
familiegeschiedenis verwerkt tot een prachtige literaire tekst. Het is een
drieluik, waarin achtereenvolgens de jeugd van Urbain, de oorlog en de jaren
erna aan bod komen. In het middendeel luisteren we naar Urbain. Diens
ooggetuigenverslag van de loopgravenoorlog doet je nog weer eens beseffen hoe
zinloos juist deze strijd was. In het eerste en het laatste deel is Hertmans
zelf aan het woord, daar is ook meer plaats voor bezinning en reflectie.
Urbain wordt in 1891 geboren en
groeit op in Gent. Zijn vader is schilder van bijbelse taferelen in kerken,
zijn moeder een mooie vrouw die uit pure liefde beneden haar stand is getrouwd.
Het leven is hard want vader verdient niet veel. Urbain verlaat de school en
gaat werken in een smidse en even later in een ijzergieterij. Dat is zwaar werk
voor een dertienjarige jongen. In de avonduren volgt hij tekenlessen, hij wil
een kunstenaar als zijn vader worden. Na werktijd stapt hij een chique
boekhandel binnen om zich te vergapen aan de afbeeldingen in de kunstboeken,
maar wordt vanwege zijn vieze kleren weggestuurd. Wanneer zijn vader overlijdt
aan tuberculose en zijn moeder hertrouwt, meldt hij zich aan bij de militaire
school in Kortrijk. Hij is dan zeventien.
De oorlogservaringen van Urbain
zijn niet geheel nieuw voor Hertmans. Hij schrijft daarover: 'Mijn kinderjaren
zijn overwoekerd geweest door zijn verhalen over de Eerste Wereldoorlog, steeds
maar weer de oorlog: vage heldendaden in moddervlaktes onder een regen van
bommen, knetterende geweerschoten, in het duister schreeuwende schimmen, in het
Frans gebrulde bevelen, dat alles met groot gevoel voor vertoon uitgebeeld
vanuit zijn schommelstoel - verder was er steeds prikkeldraad, er vlogen
shrapnels om onze oren, mitraillettes knetterden [....] terwijl de van hun thee
nippende tantes beaat zaten te knikken en ikzelf niet veel meer onthield dan
dat mijn grootvader een held moest zijn geweest in tijden die even ver van me
aflagen als de middeleeuwen'.
De schriften brengen de oorlog
veel dichterbij. Het Vlaamse rivierenlandschap verandert in een hel waarin
niemand zijn leven zeker is. Urbain noteert haast zakelijk wat hem en zijn
maten overkomt. De gevechten om een paar meter terreinwinst, het kruipen langs
een dijk om met gevaar voor je leven de situatie om je heen te verkennen, de
Franstalige officieren die de Vlaamse manschappen zonder pardon hun dood
tegemoet sturen: alles bij elkaar is het onvoorstelbaar, maar het is echt
gebeurd. Mannen die er niet meer tegen konden pleegden soms zelfmoord door hun
loopgraaf te verlaten en de vijand tegemoet te lopen. Ze waren dan binnen
enkele seconden dood, door geweervuur of door landmijnen. Hun makkers kregen
dan opdracht het lichaam terug te halen uit het niemandsland, zodat dit kon worden begraven met de vermelding ‘gesneuveld op het veld van eer’. Urbain
overleeft de oorlog, behangen met hoge onderscheidingen voor getoonde moed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten