woensdag 17 juli 2013

De dichter spreekt

De beste manier om een gedicht tot je te nemen is misschien wel het te horen, voorgelezen door iemand die de tekst aanvoelt en dat in zijn of haar vertolking weet over te brengen. Dit is natuurlijk een persoonlijke mening, maar iedereen die Hier komt de poëzie ! beluistert, de box met 7 CD’s waarop Ramsey Nasr zijn keuze uit acht eeuwen Nederlandse dichtkunst voordraagt, zal moeten beamen dat er iets in zit. Nasr weet de sfeer van een gedicht, het ritme én de emotie meestal heel mooi samen te voegen tot overtuigende voordrachten.
Ramsey Nasr werd in 2009 benoemd tot Dichter des Vaderlands. Hij wist in de vier jaar van zijn termijn heel vaak de publiciteit te vinden en zo de dichtkunst onder een breed publiek te promoten. Deze box was een project dat hij kort voor zijn terugtreden realiseerde. Met deze bloemlezing sluit hij aan bij een genre dat de laatste decennia vooral door Gerrit Komrij – ook Dichter des Vaderlands - populair werd gemaakt. Het verschil met diens kloeke bloemlezingen is niet alleen dat Nasr het voorleest, maar ook de omvang van de selectie verschilt wezenlijk. De verzamelde bloemlezingen van Komrij bevatten duizenden gedichten, Nasr beperkt zich hier tot 350 stuks. Dat betekent dat hij scherper heeft moeten selecteren. In de begeleidende tekst schrijft hij dat het uiteindelijke criterium altijd zijn persoonlijke smaak was.
Alle grote dichters zijn vertegenwoordigd, van de dertiende-eeuwse Hadewijch en Jacob van Maerlant tot de vijftigers en hun tijdgenoten. Daar stopt het, Nasr heeft geen gedichten van de afgelopen dertig jaar opgenomen. De keuze is inderdaad persoonlijk. Overbekende klassiekers zitten er soms wel bij, maar even vaak niet. Zo zal je vergeefs zoeken naar Vondels gedicht over het stokske van Van Oldenbarnevelt, of de hemels mooie ode van Constantijn Huygens aan zijn overleden vrouw ‘Sterre’. Maar daarentegen werd ik aangenaam verrast door gedichten die voor mij, als niet-specifieke poëzielezer, nieuw waren. Van de Tachtigers is een ruime keuze voorhanden, waarbij vooral bij Willem Kloos en Herman Gorter ontdekkingen te doen zijn. Daarnaast was ik getroffen door de ontroerende gedichten van de zestiende-eeuwse Anna Bijns, die Nasr echt prachtig voordraagt.
Een keuze die zo persoonlijk is als deze leidt ook tot aardige thematische dwarsverbanden. Daarvan twee voorbeelden, van dichters die op hun eigen specifieke wijze omgaan met het begrip liefde. Eerst enkele regels uit een bijna vierhonderd jaar oud gedicht van P.C. Hooft:

‘Mijn lief, mijn lief, mijn lief.’ Zo sprak mijn lief mij toe,
dewijl mijn lippen op haar lieve lipjes weidden.
De woordjes alle drie, wel klaar en wel bescheiden
vloeiden mijn oren in, en roerden (’k weet niet hoe)
al mijn gedachten om, staag malend, nemmer moe;
etc.

De Vlaming Louis Paul Boon, geobsedeerd door vrouwelijk schoon, gaf daarvan zo’n vijftig jaar geleden een geheel andere maar erg geestige versie:

Vandaag bij je graf lieve paps
       
wou ik je zeggen hoe mooi
de meisjes worden en hoe kort
hun rokjes zijn en hoe dik
hun tieten worden

je zag dat zo graag lieve paps
je keek het aan met je goedige ogen
de rustige glimlach van de oude man

je sprak zo graag lieve paps
over een koppel ferme tieten en toeten
en je had ze ook graag nog eens
beetgenomen ouwe sloeber lieve paps

dat wou ik je zeggen bij je graf
hoe mooi ze deze zomer waren
hoe liefdevol ik keek met jouw ogen
naar hun rokjes zo kort
naar hun spannende spijkerbroeken

je mocht het niet aankijken
van mams ik weet het
je wendde de goedige blik af
je bruine zachte ogen
van een te brave hond

vandaag vertel ik het dan
met wat weemoedige glimlach
aan je graf

En het klinkt op deze box natuurlijk nog beter dan het leest. Is er een mooiere manier om saaie autoritten op te vrolijken?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten