Zo afstandelijk en onpersoonlijk als de buitenwereld is, zo warm lijkt het café. Heinrich, de barman, zit op een laag krukje achter de bar en hijst zichzelf kreunend en steunend omhoog wanneer er een biertje moet worden getapt. Het vaakst is dat voor een tafeltje van vier, waaraan meerdere avonden per week Bertus, Steven, Tanja en Jim zich laten vollopen tot het buiten weer licht wordt. Niet dat het bier bijzonder lekker is, of de glazen schoon, en een schaaltje bitterballen kan je op je buik schrijven, maar ze zitten er met grote regelmaat, steeds dezelfde gespreksthema’s afspelend. En soms zeggen ze uren niets, daarin zijn ze bedreven.
Jim is verlaten door zijn vrouw, heeft zijn huurhuis verlaten toen door de berg post, rekeningen en aanmaningen de voordeur nog maar nauwelijks open ging. Met heel zijn bezit in twee tassen van de supermarkt, die hij verbergt achter een steunbeer van de kerk. Waarachter hij ook slaapt, vanaf zonsopgang. Dakloos, een bewuste – en tevens niet te vermijden – keuze. Maandelijks stort de overheid een minimaal geldbedragje op zijn rekening, net genoeg voor het bier. En op de juiste tijden een rondje langs de snackkarren levert hem genoeg restjes friet en frikandellen om de ergste honger te bestrijden. Zijn vrienden uit het café verkeren in vrijwel dezelfde situatie.
Boog beschrijft het in een compacte stijl, met genoeg vaart om je aandacht vast te houden. En met beelden die wel even blijven hangen. Maar wat beoogt hij met dit verhaal? Is het een waarschuwing tegen een mogelijk toekomstige maatschappij? En wat is dan de rol van het café, en in het bijzonder de naam ervan? En van de eindeloze rondwandelingen van Jim door het centrum, die kleine wereld observerend? Ik voelde geen grote drang daar verder in te duiken, temeer niet omdat Boog je eigenlijk geen sleutels daartoe geeft. Maar heb me desondanks tijdens het lezen best geamuseerd. Een opmerkelijk verhaal.
Mark Boog / Café De Waarheid / 189 blz / Cossee, 2018