zondag 27 oktober 2024

Voor wie 't Hooge Nest niet kan vergeten

Hebt u ook zo genoten van ´t Hooge Nest, het boek van Roxane van Iperen? Het verhaal over de groep voornamelijk Joodse onderduikers in de villa bij Naarden verscheen alweer zes jaar geleden, maar het is zo’n boek dat na het uitlezen lang blijft hangen. Ik zie het in boekhandels op momenten als de eerste weken van mei nog regelmatig prominent op de tafels liggen. Het is een verhaal van hoop en wanhoop. Het is wonderlijk hoe lang de onderduikers in de afgelegen villa als het ware buiten beeld konden blijven, en onvermijdelijk lijkt dan het verraad en de arrestatie van de groep, begin juli 1944, kort nadat ze nog zo opgetogen waren geweest bij het bericht over de geallieerde invasie in Bretagne. Bijna iedereen werd direct na hun ontdekking afgevoerd naar vernietigingskampen in Polen en Duitsland, slechts een enkeling wist de oorlog te overleven.

Met het gevoel de waarheid enigszins geweld aan te doen, schrijf ik nu op: er is een vervolg op het boek! In zekere zin is dat ook zo. Twee van de onderduikers, de Joodse Lin Jaldati en haar echtgenoot Eberhard Rebling, een Duitser, kwamen de oorlog door en schreven jaren later gezamenlijk hun levensverhaal op. Ze woonden toen al lange tijd in de DDR, waarnaar ze in 1952 vol overtuiging waren geëmigreerd. Dat geeft al aan dat hun leven er niet een was van twaalf in een dozijn. Integendeel, doordat ze altijd vol overtuiging hun hart volgden raakten ze soms in moeilijkheden maar ze wisten, wellicht juist door die volharding, altijd het veilige pad weer te bereiken. Maar misschien eerst even terug naar het begin.

Lin wordt in 1912 geboren in de vooroorlogse Amsterdamse Jodenbuurt. Daar heerst weliswaar armoede, maar het is er ook levendig en met elkaar voelt men zich geborgen. Lin Jaldati is haar latere artiestennaam, voor de burgerlijke stand heet ze Lien Brilleslijper. Ze zet zich al in haar tienertijd af tegen het traditionele parcours dat meisjes in haar milieu geacht worden af te leggen: een korte schoolopleiding, helpen in de huishouding of werken in een atelier of fabriekje, trouwen en kinderen krijgen. Ze komt daarentegen in contact met een balletlerares bij wie ze in de avonduren na het werk in de fabriek lessen volgt. Ook neemt ze zangles. Optredens met een dansgezelschap in het hele land volgen, later danst ze ook in de indertijd geliefde revues. En net wanneer ze, eind jaren dertig, het gevoel krijgt dat dat dansen een sleur dreigt te worden, en ze ook haar vriend aan de dijk zet, ontmoet ze in Den Haag Eberhard.

De jeugd van Eberhard Rebling, geboren in Berlijn in 1911, speelt zich af in een Duitsland dat wordt geteisterd door de Eerste Wereldoorlog, de politieke en sociale onrust die daar op volgen, en de opkomst van Hitler. Eberhards vader is tot 1918 een trotse Oberleutnant in het keizerlijke leger, foto’s tonen hem in prachtuniform, compleet met degen en opgedraaide snor à la keizer Wilhelm II. In dat milieu betekent het politieke programma van de nazi’s midden jaren dertig een terugkeer naar stabiliteit en een zekere welvaart. Eberhards wereld bestaat al vroeg uit muziek. Hij krijgt pianolessen bij uitstekende leraren, bezoekt als tiener eindeloos veel concerten en doet daar in het boek uitvoerig verslag van. Dat fanatisme om dat wat je doet ook heel goed te willen doen keert ook weer terug in zijn studie musicologie aan de Berlijnse universiteit. Dat geldt ook voor zijn politieke opvattingen, vanaf het vroegste begin verafschuwt hij het militarisme en fascisme dat begin jaren dertig vaste grond onder de voeten krijgt. Dat brengt hem ertoe te kiezen voor het communisme. En te verhuizen naar Nederland. Daar ontmoet hij Lin, een klein Joods meisje dat danst en zingt. Vooral traditionele Joodse liederen.

Nadat Lin en Eberhard ieder hun eigen levensverhaal tot aan hun ontmoeting hebben gepresenteerd en daar ruim de gelegenheid voor hebben genomen - tweemaal honderd bladzijden - vervolgen ze met afwisselend steeds door één van hen geschreven hoofdstukken. De oorlog werpt haar schaduwen vooruit, maar desondanks treden ze op met een Joods programma: liederen, dans en stukken voor solo piano. Tijdens de oorlog wordt leven in het openbaar voor hen al snel gevaarlijk: voor Lin omdat zij een Joodse is, voor Eberhard omdat hij een oproep negeert om zich te melden voor Duitse militaire dienst. Dan begint een lange tocht langs onderduikadressen. Een spannende periode, maar toch zijn er mooie momenten, zoals de geboorte van hun dochtertje eind 1941. En de periode dat ze ongestoord in ’t Hooge Nest kunnen verblijven, vele maanden die ze zelf als gelukkig bestempelen. 

Na het verraad en hun arrestatie weet Eberhard, tijdens een transport tussen twee Amsterdamse gevangenissen, te ontsnappen. Lin en haar zus Janny worden, net als hun broertje, hun ouders en vrienden uit ’t Hooge Nest afgevoerd naar kampen. Voor Lin en Janny zijn dat achtereenvolgens Westerbork, Auschwitz en Bergen-Belsen. In dat laatste kamp ontmoeten ze ook Anne Frank en haar zus Margot. Na hun beider dood in maart  gooien de kampmedewerkers hun lichamen achteloos naar buiten, achter de ziekenbarak. Daar vinden Lin en Janny hen. Iets anders dan de lichamen van de meisjes in een deken wikkelen en in een kuil leggen kunnen ze niet. Lin en Janny overleven de oorlog, op 15 april 1945 wordt Bergen-Belsen bevrijd door Britse troepen. Lin, half in coma, weegt dan nog maar 28 kilo.

En dan, na de oorlog, begint het voor mij meest intrigerende deel van het verhaal van Lin en Eberhard. In 1952 emigreren ze naar de net opgerichte DDR. Waarom doe je zoiets? In hun geval kun je zeggen deels uit lijfsbehoud. Direct na de oorlog is er in Nederland nog wel vraag naar hun Joodse liederenprogramma, maar na enkele jaren wordt dat minder. Het grote probleem echter is hun communistische gezindheid, die vooral Eberhard in ruime mate uitdraagt. Zo is hij muziekredacteur bij De Waarheid en schrijft hij voor meerdere communistische bladen artikelen en recensies. Dat gaat niet samen met de anti-Russische stemming die in Nederland in die jaren de overhand krijgt. 

Meehelpen een nieuw land op te bouwen, niet alleen puinruimen en de steden weer opbouwen maar ook een systeem in het leven roepen waarin iedereen gelijk en gelukkig zal zijn: Lin en Eberhard geloven daarin – hij iets meer dan zij. Het lukt ze inderdaad een plek te veroveren, al gaat dat eerst nog heel moeizaam. Ze treden als vanouds op met hun programma, dat ze uitbreiden met andere genres en waarin hun beide dochters gaandeweg gaan meespelen. Ook treden ze buiten de DDR op, van Amsterdam tot Cuba. In 1959 wordt Eberhard zelfs benoemd tot hoogleraar en rector-magnificus van het Oost-Berlijnse conservatorium. Dan ben je geslaagd in het leven, zou je zeggen. Maar dertig jaar later, in de jaren tachtig, wanneer ze aan hun autobiografie beginnen, kun je het best spreken van gemengde gevoelens. De wereld waarin ze zo lang hebben geloofd kalft dan al af.

Als auto(dubbel)biografie is Lied van verzet voor mij volledig geslaagd. Zowel Lin als Eberhard schrijven oprecht, je vermoedt precies zoals ze zijn. De beschrijvingen van hun jeugd in Amsterdam en Berlijn zijn zeer de moeite waard, het oorlogsverhaal is bij vlagen aangrijpend en voor de manier waarop ze zich, zichzelf niet verloochenend, in de DDR overeind houden moet je bewondering hebben. 

Lin Jaldati & Eberhard Rebling / Lied van verzet. Het bijzondere verhaal van twee bewoners van ’t Hooge Nest / Vertalingen en annotaties Johan Meijer, Diete Oudesluijs, Rimco Spanjer en Sander Stotijn / 584 blz / Boom, 2024