Ramsey Nasr is een veelzijdig man, haast tot in het extreme. Een duizendpoot, om in stijl te blijven. Naast verzamelaar is hij acteur, regisseur, schrijft hij essays en libretto’s, vertaalt hij literatuur en was hij van 2009 tot 2013 onze Dichter des Vaderlands. Ook schrijft hij toneelstukken. Door de serie moest ik terugdenken aan een boekje van hem dat ik een hele tijd geleden las en waarover ik nog niet schreef voor mijn leesdagboek. Bij deze dan.
Het is 23 april 2018. In zijn Amsterdamse keuken staat Ramsey Nasr, geleund tegen het aanrecht, nog wat te peinzen voordat hij zijn gereedstaande koffer zal opnemen en in een taxi naar de luchthaven zal stappen. Aan zijn keukenmuur hangt een klein deel van de omvangrijke verzameling die hij sinds enkele jaren met veel passie bijeenbrengt. Het zijn 19e-eeuwse foto’s van Venetië, een stad die hem fascineert. Het pronkstuk is een foto die genomen is bij nacht, voor die tijd in fotografisch opzicht een technisch hoogstandje. De fascinatie voor Venetië wordt nu menens, want regisseur Ivo van Hove heeft bij hem een toneelbewerking van De dood in Venetië besteld, de novelle die Thomas Mann ruim een eeuw eerder schreef. Nasr was niet eerder in de lagunestad. Hij heeft een werkbeurs geregeld zodat hij deze zomer enkele malen een paar weken in Venetië kan verblijven. Voor onderzoek, maar ook om zich de stad eigen te maken. Vooral gevoelsmatig. In Mijn dood in Venetië zal hij verslag doen van die tripjes.
Zijn thuis is het eilandje San Giorgo Maggiore, recht tegenover het historische centrum. In de rustige wetenschappelijke bibliotheek van de Fondazione Giorgio Cini, gevestigd in een oud klooster, en nog vaker in het aangrenzende parkje, leest hij, bladert hij, overdenkt hij hoe Mann hier geïnspireerd is geraakt. Hij dwaalt door de stad, die bestuderend, zich voorstellend hoe de familie Mann in hun chique hotel - het Grand Hotel des Bains - aan het Lido de zomer doorbracht, hoe Mann die ene zomer in de ban raakte van de Poolse veertienjarige jongen die hij in de novelle Tadzio zou noemen. Hij realiseert zich hoe bepalend de rol moet zijn geweest die Manns echtgenote Katia daarin heeft gespeeld. Kortom, hij dompelt zich onder in de stad, de schrijver en de novelle. Langzaam groeit bij hem het besef hoe het toneelstuk op te zetten.Als lezer waardeer je, of het nu om poëzie of proza gaat, Nasrs helderheid van stijl, zijn vermogen om met weinig woorden veel te zeggen. Haast niet meer van deze tijd is het proces dat hij bij veel van zijn werk volgt: een tekst mag langzaam groeien, ontstaat geleidelijk bij het je eigen maken van de inhoud ervan.
Voor mijn gevoel past dit bescheiden boekje uitstekend bij de novelle, die ondanks haar zeggingskracht in omvang toch óók een bescheiden boekje is. In de eerste helft beschrijft Nasr zijn verblijf in Venetië en de wording van het toneelstuk, de tweede helft bevat de tekst ervan. Daarin stelt Nasr de kwestie centraal van de twee-eenheid tussen Mann en zijn hoofdpersoon en alter ego in de novelle, de componist Gustav von Aschenbach. Met andere woorden: geeft Mann de lezer hier middels Von Aschenbach een verhuld zelfportret? In de novelle is die betekenis impliciet aanwezig en dus uitsluitend voor de ingewijde lezer duidelijk, bij Nasr wordt die expliciet én meer op de voorgrond benoemd. Het toneelstuk werd in 2019 door Toneelgroep Amsterdam opgevoerd, in een samenwerking met het Koninklijk Concertgebouworkest. Het was een sprankelend evenement. Op Youtube staat een trailer van de opvoering.
En die 19e-eeuwse foto in Nasrs keuken, van Venetië bij nacht? Zijn pronkstukje? Die de cover van het boekje siert? Die bleek later helemaal niet bij nacht genomen - dat kon überhaupt niet in die tijd- maar bij dag, en daarna op een speciale manier bewerkt en afgedrukt. Venetië is theater, zie je dan weer, in alle opzichten …
Ramsey Nasr / Mijn dood in Venetië / 176 blz / De Bezige Bij, 2019