zaterdag 14 augustus 2021

Een lofzang op de brief

Het schrijven van brieven dreigt langzaamaan verloren te gaan. En daarmee een reeks van fysieke en geestelijke handelingen die er als vanzelf bij horen. Het gaan zitten, het uitzoeken van een passend vel papier, de juiste pen, en het in je hoofd even ordenen van hetgeen je wilt vertellen - je kan immers het geschrevene niet deleten en opnieuw beginnen zoals bij online media. Het appen en mailen zorgt ervoor dat we veel vaker dan vroeger ‘even’ iets doorgeven, aan één geadresseerde of aan de hele wereld tegelijk. De traditionele brief verliest daardoor steeds meer zijn functie en dus ook terrein. Op dit kantelmoment verscheen onlangs de bloemlezing P.S. Van liefdespost tot hatemail: de 150 opmerkelijkste Nederlandse brieven. Jet Steinz selecteerde daarvoor brieven die zij bijzonder vindt. Het is een rijke selectie geworden, ruim vier eeuwen bestrijkend, verleidelijk mooi vormgegeven – alle brieven zijn in hoge resolutie afgebeeld - en qua inhoud zonder meer een schatkamertje. Een feest om te lezen. Of om gewoon wat in te bladeren, via het uitvoerige register kun je op zoek naar je historische of literaire lievelingen

Steinz, de dochter van de te vroeg overleden literair criticus Pieter Steinz, heeft deze bloemlezing voor de overzichtelijkheid onderverdeeld in dertig categorieën van steeds vijf brieven die ze van een wetenswaardige toelichting voorziet . Zo zijn er – natuurlijk – liefdesbrieven, maar ook boze brieven, wensbrieven, brieven om raad, kinderbrieven, geleerdenbrieven, fanmail, ingezonden brieven en ga zo maar door. Een bijzondere categorie, onder het kopje ‘Wat ik nog wilde zeggen’, is de afscheidsbrief. Dat is een categorie van brieven die soms een grote impact hebben. Zo ontdekte oud-commandant der strijdkrachten Peter van Uhm dat zijn zoon Dennis, die sneuvelde in Afghanistan, voor zijn vertrek een afscheidsbrief had geschreven en achtergelaten. Hij had die na terugkomst ritueel willen verbranden, maar het liep anders. Van Uhm: ‘Het is een van de mooiste dingen die we hebben’.

Ruzie maken per brief is van een geheel andere orde. Tegenwoordig, met de  e-mail of  app, is dat heel gemakkelijk en ook zo gebeurd. En daardoor natuurlijk levensgevaarlijk, wanneer je kookt van woede gooi je er gemakkelijk dingen uit waarvan je later misschien spijt krijgt. De boze- of dreigbrieven van vroeger waren juist doordachte epistels waarin was geschaafd aan een zo effectief mogelijke tekst en waaraan soms zelfs een (spottende) tekening bij werd gemaakt.

Een heel beknopte opsomming van de bekendste correspondenten geeft een idee van de reikwijdte van deze bundel: Johan Rudolf Thorbecke, Aletta Jacobs, Anton Mussert, Abel J. Herzberg (vanuit een net bevrijd concentratiekamp), P.C. Hooft, Louis Bouwmeester, Willem Bilderdijk, Jelle Pieters Troelstra, Willem Wilmink (aan Harry Bannink), Antonie van Leeuwenhoek, Theo van Doesburg (een snijdende boze brief), Adriaan Roland Holst (smalend, in 1942 aan de Nederlandse Kultuurkamer), Tjalie Robinson, Harry Mulisch, Sara Burgerhart, Hella S. Haasse, Toon Hermans, Jan Wolkers, Rembrandt van Rijn (aan Constantijn Huygens), Gerard Heineken (in 1863), Anton Philips (in 1922), Hugo de Groot, Gerard Reve, Joran van der Sloot (een excuusbrief!), Michiel de Ruyter, Helene Kröller-Müller (waarin ze Bart van der Leck streng toespreekt), Uitgeverij J.M. Meulenhoff (aan W.F. Hermans, de afwijzing van zijn debuutmanuscript, 1944), Wim Kan (waarin hij de jonge Jasperina de Jong uitlegt dat ze geen enkel talent heeft en misschien het beste amateur kan blijven, in 1959), de negentienjarige Pim Fortuyn (die in 1967 Norbert Schmelzer om advies vraagt hoe een politieke loopbaan na te streven) en nog talrijke andere brieven, ook van minder bekende Nederlanders.  

Zeelui dienden in vervlogen tijden het langst te wachten op post van hun familie of geliefden, als het tegenzat soms jaren. Het kon gebeuren dat de zeeman Hermanus Kikkert, die vanuit de Oost in 1781 arriveerde in Kaap de Goede Hoop, daar een brief aantrof waarin de geboorte van een dochtertje werd gemeld, om twee weken later te zelfder plekke een volgende brief te ontvangen waarin hij las dat het meisje na acht maanden was overleden. Heel eventjes had hij zich vader gevoeld. Om over de befaamde flessenpost, op goed geluk in zee gegooid, maar te zwijgen. Jan Slauerhoff, de dichter-zeeman, wijdde er het prachtige ‘Brief in een Flesch gevonden’ aan. Een groepje schipbreukelingen dat is aangespoeld op een onbewoond tropisch eilandje voelt zich daar eigenlijk best wel prettig. Het enige minpuntje is dat de jenever bijna op is, reden om de brief te ‘posten’: ‘Gij die deez’ flesch op ’t strand mocht vinden, / Doe in een kist wat drank en tabak / En stuur het met zeestroom en winden / naar de overlevenden van ’t wrak / Der Insulinde’. 

Jet Steinz / P.S. Van liefdespost tot hatemail: de 150 opmerkelijkste Nederlandse brieven / 540 blz / Uitgeverij Podium, 2019