Jeroen Brouwers kan schrijven. Dat lijkt op het intrappen van een open deur, maar het mag nog wel eens worden gezegd bedacht ik mij na het lezen van Cliënt E. Busken, zijn meest recente roman. Daarin beschrijft hij een dag uit het leven van de bejaarde heer E. Busken, door het personeel van het verzorgingshuis waar hij woont cliënt Busken genoemd. Brouwers vergast ons op een monologue intérieur, een overrompelende stroom van gedachten waaraan enige structuur meestentijds ontbreekt. Hij doet dat in een barokke schrijfstijl waarin hij effect op effect stapelt, de lezer meeslepend door hem te overdonderen, hem de tekst in te zuigen. Als erkend polemist, schrijver van wat je in de voetsporen van Lodewijk van Deyssel scheldkritieken zou kunnen noemen, is Brouwers daar een meester in. Denk maar aan Sisyphus’ bakens, het ‘vloekschrift’ waarin hij zijn toorn losliet op alle betrokkenen bij de Prijs der Nederlandse Letteren van de Nederlandse Taalunie die hem in 2007 werd toegekend en die hij vanwege het lage prijzengeld en de in zijn ogen schandalige behandeling weigerde. De meest explosieve bladzijden in dat vloekschrift vergeet je nooit meer. De tekst daarin was uiterst gestructureerd, om Brouwers’ betoog kracht bij te zetten, hier laat de heer Busken als gevolg van zijn voortschrijdende dementie gaandeweg alle structuur los. Maar juist dat, die ogenschijnlijke chaotisering, kun je ook lezen als een kraakheldere en ijzingwekkende analyse van een uit elkaar vallend brein, een mens in ontbinding.
Busken verplaatst zich in een rolstoel, stevig vastgegespt om te voorkomen dat hij eruit valt. Soms lijkt hij helder – zeker in het begin – en dan maken we een gesprek mee bij de instellingspsycholoog waarbij Buskens’ gedachten voornamelijk betrekking hebben op het uiterlijk en meer specifiek de boezem van de vrouw. Die contacten met professionele begeleiders brengen hem niets, stelt hij vast, en besluit dan ook niet meer met hen te praten. In flarden lijkt hij zich momenten en situaties uit zijn leven te herinneren, waarin hij altijd een vooraanstaand en soms publiek persoon was. Zijn huidige leven, in de rolstoel en met een luier aan, staat daarmee in schril contract. Als rookverslaafde moet hij het doen met af en toe een enkele sigaret, zijn kleine voorraad daarvan is zijn grote schat. De sterke drank uit het vriesvak die hij in zijn vorige leven in grote hoeveelheden naar binnen liet lopen is slechts een gelukzalige herinnering. Te doen is er niets – althans, niets waaraan hij wil meedoen – dus als iedere dag er dan uitziet als deze ene is het begrijpelijk dat hij af en toe liever dood wil.
Zijn enige plezier, en trots, lijkt het verhaal dat hij bezig is te schrijven. Een citaat: ‘Door het allemaal te noteren en te tekenen, poppetjes in overeind staande of liggende rechthoekjes, vogeltjes, andere dieren, boven elkaar liggende golfjes, spijkers, runen, slingers, muzieksleutels, wolken, naast woorden, delen van woorden, losse letters, combinaties van letters, ben ik bezig aan een mystiek, hoogst geheim manuscript, waartoe slechts ik ben uitverkoren het te vervaardigen, ik de uitverkorene. Thuis gutste er wel eens wodka of jenever overheen die na wegveging hele fragmenten tranerig deed uitlopen of nog helaselijker onzichtbaar maakten alsof ze in zand waren weggezakt, …’
In lange, eindeloos meanderende zinnen daal je langzaam af in de wereld van Busken en dreig je in een soort trance te raken. Brouwers doet zijn best dat effect te versterken: Zo begint ieder hoofdstuk halverwege een zin, halverwege een gedachte; nemen Buskens’ versprekingen toe naarmate de dag vordert; en is de tekst aan de rechterzijde van de pagina op verzoek van Brouwers niet uitgelijnd, wat de warrige, doorlopende gedachtegang van Busken onderstreept, zoals hij in de Volkskrant vertelde.
De gezondheid van Brouwers is al jaren broos. Mijn eerdere blogs over zijn boeken teruglezend zie ik dat ik al in 2014, het stukje over zijn roman Het Hout afsluitend, opmerkte dat ik van harte hoopte dat dit niet zijn laatste boek zou zijn. Die wens is dus verhoord.
Jeroen Brouwers
Cliënt E. Busken
257 blz
Atlas Contact