Kellendonk komt uit die brieven naar voren als een gepassioneerd mens, hartstochtelijk bezig met de literatuur en zijn eigen literaire werk. Hij neemt geen blad voor de mond, waaruit je wellicht mag opmaken dat hij de brieven nooit voor publicatie heeft bedoeld. Hij is open en oprecht. Dat geldt de literatuur – in zijn leven het belangrijkst – maar zeker ook de liefde. Van beide geniet hij hartstochtelijk. Hij kan ter plekke wegsmelten voor een mooie jongen die hij tegenkomt in de supermarkt, maar zich ook met hart en ziel geven in een duurzame relatie. In een brief aan zijn vriend Jan Duyx van februari 1974 staat een passage die zijn plezier in het leven mooi weergeeft: ‘Herinner je je die dag nog, toen het ook ineens lente was, en die meneer bij broodje Corona, die begon te zingen? Iedereen had het in de bol. Het is hoop die het ogenblik dat ze duidelijk wordt door het bewustzijn wordt vervuld. Het Goede Leven. Het plezier in de Dingen Zelf. De geest zit in het lichaam opdat de geest van het lichaam kan genieten. Je weet wel wat ik bedoel en ik hoef mijn lippen maar tegen de jouwe te drukken om te weten wat ik bedoel. Ik hoef je niet eens op te eten om te weten, te smaken hoe heerlijk je bent.’
Een schrijver moet ook leven, en uit de literatuur zijn lang niet altijd voldoende inkomsten te halen. Zeker niet voor een beginnende schrijver. Kellendonk was daarom genoodzaakt klussen in de marge aan te nemen. In het studiejaar 1981/’82 - hij was vijf jaar eerder gedebuteerd met de jubelend ontvangen verhalenbundel Bouwval - was hij writer in residence in Minneapolis. Dat gaf hem de rust om te schrijven, maar hij was ook ver van huis en vrienden. Het internet bestond nog niet, dus zijn brieven naar familie en vrienden waren gevuld met vragen naar het nieuws van de dag. Je proeft er een zekere eenzaamheid uit.
Na ruim driehonderd bladzijden is ‘het’ daar ineens, in een brief aan Oek de Jong van september 1983: ‘Vrijdag vertrek ik naar Boston, met schoorvoetende instemming van de hematoloog, die nog steeds niet weet wat er met me aan de hand is, na al dat bloed dat ik voor hem heb vergoten. Hij denkt aan een milde vorm van de nieuwe Amerikaanse ziekte. Ik heb nu zo ongeveer de ‘keus’ om me ziek te voelen of gezond. Bij mijn huidige welbevinden is dat geen moeilijk dilemma. In Boston zal ik nadenken over artikelen voor het blad (en een naam) en je van daaruit opnieuw schrijven. Ik heb er, net als jij, veel zin in.’ Kellendonk en De Jong liepen rond met een plan voor een nieuw literair tijdschrift.
De brieven zijn niet doortrokken van het ziek zijn. Integendeel, het lijkt alsof Kellendonk zich daarin juist bezighoudt met alles wat hem inspireert, en níet met zijn ziekte. In de laatste periode worden de brieven zeldzamer. Oek de Jong heeft over die laatste fase van Kellendonks leven geschreven in zijn essaybundel Het visioen aan de binnenbaai (zie dit blog, februari 2017). Kellendonk verloor langzaam maar zeker de energie om te leven, in wat dan ook geïnteresseerd te zijn. Trok zich letterlijk terug uit de wereld, die op het laatst niet groter was dan zijn slaapkamer.
Wat rest zijn enkele spraakmakende romans, verhalenbundels en essays, waaruit een onafhankelijke, onderzoekende geest spreekt. En een groot stilist. Deze omvangrijke selectie brieven, waarin Kellendonk je heel dichtbij laat komen, voegt daaraan iets heel wezenlijks toe.
Frans Kellendonk. De brieven
Samengesteld, ingeleid en geannoteerd door Oek de Jong en Jaap Goedegebuure
480 blz
Querido
Geen opmerkingen:
Nieuwe opmerkingen zijn niet toegestaan.