Waarom wil iemand schrijver worden? Het is de vraag die Doeschka Meijsing zichzelf stelde in een lezing die zij gaf in 1991. De tekst daarvan is het openingsstuk van de verzamelbundel Hoe verliefd is de lezer?, samengesteld door haar partner Xandra Schutte. Ja, waarom? Meijsing heeft het moment nog helder voor ogen dat bezig zijn met taal haar voor het eerst greep. Dat was tijdens de schrijflessen op de lagere school. Zij herinnert zich haar verbazing toen zij met inkt in haar schoolschrift een gedichtje overschreef en zag hoe de woorden op het papier als een magische formule een situatie creëerden. Dat gevoel van creatieve almacht, van je verbeelding de vrije loop laten, beleefde zij als twaalfjarige opnieuw toen een vriendje met wie zij een speelafspraak had niet kwam opdagen en zij daarom het spel dat zij met hem had willen spelen maar op papier zette, er een verhaal van maakte. Om die vrijheid en verbeelding werd zij dus schrijver.
Meijsings oeuvre omvat een kleine twintig titels. Naast een enkele gedichtenbundel en verhalen zijn dat voornamelijk romans. Ze verschenen tussen 1974 en haar dood in 2012. Onlangs werden haar dagboeken gepubliceerd in de reeks privé-domein. Daarnaast schreef ze recensies, eerst voor Vrij Nederland en later voor Elsevier.
In Hoe verliefd is de lezer? is Meijsings schrijverschap niet meer dan een prettige ruis op de achtergrond, het boek gaat vooral over schrijvers en over lezen. Jorge Luis Borges, Vladimir Nabokov en Simon Vestdijk blijken haar lievelingsauteurs. Hun werk kent ze door en door, het staat in haar boekenkast. In een mooi stuk over het herlezen van boeken - iets wat we allemaal graag willen maar waar we meestal de tijd niet voor nemen - beschrijft ze waarom dat bij de eerste twee zo'n feest is en bij Vestdijk zo'n gruwel: zijn werk is als het ware met de beitel geschreven, het zwoegt en ploetert maar voort. Maar je wordt als lezer wel beloont met eindzinnen die onovertroffen en van een haast muzikale schoonheid zijn. Met de laatste zin uit Terug tot Ina Damman, ' ... hoe onwankelbaar trouw hij blijven zou aan iets dat hij verloren had, - aan iets dat hij nooit had bezeten' staaft ze haar betoog. Zo’n zin is haar liever dan de complete boeken toptien, op enig gegeven moment.
Meijsings toon is vaak speels. In een essay over het uitdrukken van de waarde van literatuur en poëzie in geld werkt dat uitstekend, en ook een onderwerp als de verschillende vormen van liefde tussen lezers en (het werk van) een auteur krijgt vleugels door die toon. Als ze serieuzer wordt gaat ze ook diep en krijgt het soms iets belerends, zoals in een verhandeling over de bioloog Dick Hillenius. Dat is aan mij dan niet besteed. Bij een verzameling van verspreide stukken zoals hier is een zekere ongelijkheid in benadering natuurlijk niet te voorkomen.
Sophia Loren prijkt op de omslag van het boek. In de sectie ‘Over andere liefdes’ komt zij aan bod. Evenals Marcello Mastroianni – hier getypeerd als een twijfelaar, een existentiële aarzelaar, een kleuter – en een bonte rij met onderwerpen als Hergé, de scheepsjongens van Bontekoe en travestie. Stuk voor stuk zaken waar de schrijfster een speciale band mee had. Dat is ook de aangenaamste gemene deler van de teksten in deze bundeling: het is Meijsing, maar dan heel persoonlijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten