De roman Kwaadschiks van A.F.Th. van der Heijden telt maar liefst 1.280 bladzijden. Dat is veel, zelfs voor Van der Heijden. Maar die omvang dient een doel, maakt het de schrijver mogelijk om gebeurtenissen uit te rekken in de tijd. Om een ‘leven in de breedte’ te creëren, zoals we dat ook kennen uit andere delen van zijn almaar uitdijende cyclus De tandeloze tijd. Om uit ieder tafereel het maximale te halen, zowel qua sfeertekening, spanningsopbouw als actie. Na twee weken lezen kan ik alleen maar vaststellen dat Van der Heijden daarin is geslaagd. Voor mij is Kwaadschiks een van zijn beste romans. En dat terwijl de hoofdpersoon, Nico Dorlas, een van de meest onaangename karakters is die ik ooit in een roman ben tegengekomen.
Nico Dorlas is zevenenveertig en artdirector op een reclamebureau. Ooit was hij briljant in zijn vak, schreef hij de meest spitsvondige teksten, maar dat is voorbij. De inspiratie en de creativiteit zijn weg. Dorlas vult zijn dagen nu met op kantoor de schijn ophouden, zich thuis aan de wodka en coke laven en de relatie met zijn jongere vriendin Desy verzieken. Dat laatste schijnbaar doelbewust, zeker op de avonden dat hij dronken en stoned is. Hij rijdt in een grote BMW, vaak veel te hard én onder invloed. Eigenlijk heeft hij schijt aan alles, is alleen nog op zichzelf gericht. Wanneer Desy aankondigt hem te verlaten slaan de stoppen bij Dorlas door.
Zijn eerste reactie is dat hij haar terug wil winnen. Maar dan moet hij haar eerst vinden. Gewapend met twee pistolen, flessen wodka en een reeds beneveld hoofd scheurt hij in zijn BWM door Amsterdam-Zuid, Buitenveldert en Amstelveen. Langs voor de hand liggende adressen als zijn schoonouders – waar hij een schot op de deur lost en de poes raakt – en een café waar Desy en hij regelmatig kwamen. Als hij wordt aangehouden door de politie en zijn auto en rijbewijs in beslag worden genomen, weet hij zich die op slinkse wijze weer toe te eigenen. En dan gaat hij echt los, wordt het een heuse hellevaart.
De roman beslaat een dag en een nacht. In die vierentwintig uur maak je kennis met Dorlas, je ziet hem langzaam maar zeker ontsporen en uiteindelijk diep in de nacht zijn toekomst vergooien. Hij zit dan al dicht tegen een delirium aan, heeft black-outs en moeite om werkelijkheid en waan van elkaar te onderscheiden. Van der Heijden weet dat tollende brein van Dorlas meesterlijk te beschrijven. Bovendien keert hij in flashbacks voortdurend terug naar momenten in Dorlas’ jeugd die bepalend zijn geweest voor de vorming van zijn karakter. Ik kon juist daardoor geen hekel aan Dorlas krijgen, vond hem in zijn dronken driestheid iets aandoenlijks hebben. Dat is natuurlijk vreemd voor een personage waar je objectief bekeken alleen de term 'hufter' op kan plakken.
Meerdere delen van De tandeloze tijd zijn gebaseerd op een actuele gebeurtenis. In deel 4 bijvoorbeeld, Advocaat van de hanen, was dat het overlijden van kraker Hans Kok in een politiecel, in 1985. Ook Kwaadschiks (deel 6) ontstond naar aanleiding van een gebeurtenis: de moord op de politieagente Gabriëlle Cevat, die in 2008 in Amsterdam werd doodgeschoten toen zij in burger een automobilist aanhield. Dat uitgangspunt bevat ook Van der Heijdens fascinatie: wat bezielt iemand om zoiets te doen? Hij hergebruikt de feiten als bouwstenen voor zijn verhaal, in die zin kun je het een onderzoek noemen naar de motieven voor die daad. Maar vooral is het een fascinerende analyse van een man die zich klem gezet voelt, zich volledig laat gaan en zo voor zijn omgeving verwordt tot de belichaming van het Kwaad. Ze lopen rond. Je komt ze liever niet tegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten