dinsdag 16 september 2014

Tot elkaar veroordeeld

Het romandebuut van Bregje Hofstede is een klein wondertje. Het verhaal speelt zich af in Parijs. Het gaat over de liefde tussen een man en een vrouw. Het gaat ook over de kunst. Hij is een professor in de kunstgeschiedenis aan de Sorbonne, zij een dertig jaar jongere Nederlandse uitwisselingsstudente. Zij herinnert hem aan een liefde van lang geleden, is als het ware de reïncarnatie daarvan. Voor haar is hij de leraar die een studente aan de hand neemt. Die haar begeleidt bij het schrijven van een essay. Maar die haar ook uitnodigt voor wandelingen waarop de gesprekken gaandeweg persoonlijker worden. Hofstede werkt dit thema, waarbij het gevaar van uitglijden toch niet denkbeeldig is, overtuigend uit.

In een interview werd haar onlangs gevraagd waardoor zij werd geïnspireerd tot het schrijven van De hemel boven Parijs. Dat bleek haar verblijf in Parijs te zijn, waar zij in 2010 studeerde. Voor haar is het centrum van die stad een openluchtmuseum, een plek waar nooit iets lijkt te veranderen. Dat statische, onaantastbare heeft zij als karaktertrek meegegeven aan Olivier Massarin, de mannelijke hoofdpersoon. Hij doceert al tijden aan de universiteit, leest zijn colleges ieder jaar weer voor maar zou ze, als het moest, uit zijn hoofd kunnen opdreunen. Zijn hang naar regelmaat is ook af te lezen aan zijn keurig geordende appartement, zijn strikt alfabetisch geordende boekenkast en zijn huidige vriendin Sylvie, een mooie en elegante vrouw die gesteld is op de juiste omgangsvormen.

Dat Sofie Schoonhoven, roepnaam Fie, zijn leven overhoop zal gooien wordt al in de eerste zinnen van de roman duidelijk: ‘Eerst was haar silhouet alles wat hij van haar zag, dertig meter van hem af in de donkere collegezaal. De projector zoemde en prikte in zijn ogen, en hij vertelde in zijn lage stem over Cézanne en Picasso. Van tijd tot tijd vergat hij naar zichzelf te luisteren. [….] Bleke vingers trippelden over de toetsenborden, pennen krasten op papier, zo nu en dan klonk het geluid van omslaande bladzijden. [….] Hij kwam bij de zevende pagina van zijn college, sloeg hem om, keek weer op. Dat meisje schreef nog steeds niet. Maar ze zat kaarsrecht, alsof ze wachtte. Elke blik die hij de zaal inwierp, stuitte op die rechte rug die tussen de geknakte nekken uitstak. Het was oncomfortabel.’

Fie is na aankomst in Parijs ondergebracht bij de voorzitter van de universiteitsraad en zijn echtgenote. Maar daar voelt zij zich al snel teveel en Olivier helpt haar met het zoeken van een appartement en met de verhuizing. Begeleidt haar zelfs naar Ikea om meubilair te kopen. Dat Fie het appartement zal delen met de zoon van een van zijn vrienden voelt ongemakkelijk. Maar hij neemt zich voor het los te laten. Hij zal haar verdere vlucht van een afstand volgen. Verder niets.

Vanzelfsprekend loopt het anders, worden Olivier en Fie naar elkaar gedreven. Het is in dat proces van elkaar aftasten dat Hofstede vooral overtuigt. Ze weet dat ook mooi te ensceneren, of het nu gaat om een ingetogen gesprek bij avond, onder de sterrenhemel in het park van het kasteel van Chantilly, of een tenenkrommende scène tussen de schappen van het warenhuis Lafayette.

Ik noemde deze roman een klein wondertje. Dat is omdat het lezen van dit boek voor mij zo’n plezierige verrassing was. Het is een doordacht in elkaar gezet verhaal, geschreven in een zorgvuldige, beknopte stijl. Olivier en Fie zijn geloofwaardige personages met wie je meeleeft tot de laatste bladzijde. En wat het afmaakt is de geraffineerde manier waarop Hofstede de verschillende versies van het essay over kunst dat Fie in opdracht van Olivier moet schrijven een spiegeling laat zijn van de vragen die in deze roman aan de orde worden gesteld: Over kunst, over keuzes maken, over dingen durven afronden en de manieren waarop. Geef mij symboliek en je hebt me te pakken.

1 opmerking: