zondag 17 november 2024

Poetins meest volhardende vijand

Op 16 februari jongstleden werd Aleksej Navalny vermoord. Over bewijs daarvoor beschikken we niet, maar de officiële mededeling van de Russische autoriteiten dat hij na een wandeling overleed aan een hartstilstand klinkt weinig geloofwaardig, zeker na de voorgeschiedenis. De laatste maanden van zijn leven zat Navalny gevangen in strafkolonie IK-3, bijgenaamd ‘Poolwolf’, op tweeduizend kilometer noordoostelijk van Moskou. Een gure, onherbergzame plek, tegen de poolcirkel aan. Zijn stoffelijk overschot werd pas na lang aandringen overgedragen aan zijn familie, wat het bepalen van een doodsoorzaak -  bijvoorbeeld door gif – bemoeilijkt. De begrafenis in Moskou werd, ondanks tegenwerking door de autoriteiten, een drukbezochte publieke steunbetuiging. En daarmee is het verhaal nog niet af. Sinds 2020 blijkt Navalny namelijk aan een autobiografie te hebben geschreven, die enkele weken geleden wereldwijd werd gepubliceerd. 

Waarom begint een man van net 43 jaar aan het schrijven van zijn autobiografie? Heel simpel: zijn omgeving, en dan met name de anticorruptie-organisatie waar hij de voorman van was, drong er met klem op aan. De medewerkers aan het RosPil-project zagen misschien duidelijker dan hun chef zelf dat de activiteiten die hij ontplooide weleens zouden kunnen uitlopen op een langdurige gevangenisstraf, of erger. Een autobiografie zou in zo’n situatie het gedachtengoed van Navalny en zijn projecten in zekere zin ‘levend’ kunnen houden. 

De directe aanleiding om zijn leven tot dan toe te boekstaven is een maar nét mislukte moordaanslag. In augustus 2020 wordt Navalny tijdens een vlucht van Tomsk naar Moskou onwel en verliest het bewustzijn. Na een tussenlanding in Omsk wordt hij daar in het ziekenhuis opgenomen, waar onderzoeken niets opleveren. Zijn staf wantrouwt de situatie, wat ook geldt voor Westerse politici als Angela Merkel en Emmanuel Macron. Navalny is immers al tweemaal eerder slachtoffer geweest van een aanslag. Na flinke druk van vooral Merkel gaan de Russen uiteindelijk akkoord met het overbrengen van Navalny naar Berlijn. Daar treffen artsen in Navalny’s bloed en urine sporen aan van Novitsjok. Het gif waarmee de FSB, de Russische geheime dienst, bij voorkeur tegenstanders vermoordt. 

In Patriot. Mijn verhaal begint Navalny bij die spectaculaire aanslag op zijn leven, om daarna terug te gaan naar zijn jeugd en zijn eerste bemoeienissen met politiek. Navalny senior is legerofficier en verhuist iedere paar jaar met zijn gezin naar een nieuwe kazernestad. Aleksej is daardoor vertrouwd met de militaire aspecten van de Russische staat. Tijdens zijn studie rechten in Moskou wordt hij zich voor het eerst bewust van de misstanden in de Russische maatschappij, met name de onbeschaamde zelfverrijking van een kleine elite over de ruggen van de massa heen. Dat doet hem besluiten zich te specialiseren in de juridische  aspecten van aandelen en bedrijfsfinanciën. Met een klein groepje medestanders van het eerste uur kopen ze kleine partijtjes aandelen van bedrijven die het eigendom zijn van oligarchen, waardoor ze inzage krijgen in de financiële stukken en daarover tijdens aandeelhoudersvergaderingen vragen kunnen stellen. Als een luis in de pels.

Die terugblik op zijn vroege maatschappijkritische jaren vond ik heel verhelderend. Het nieuws zo’n beetje volgend had ik wel een indruk van het Rusland van die jaren, maar Navalny stelt dat op enkele punten grondig bij. Zo had ik bij Boris Jeltsin altijd een beeld van een wat goedmoedige man die op essentiële momenten op de barricaden klom om de hardliners een hak te zetten. Een man die in hart en ziel een democraat was, zeker in de jaren dat hij aan het bewind was. Een man die in de ochtend hard werkte, maar tegen lunchtijd een fles wodka liet aanrukken en iets om daarbij te eten. Navalny schetst heel scherp Jeltsins banden met zijn oude kliek van voormalige communistische vrienden, met wie hij nooit helemaal brak, met wie hij uit persoonlijk gewin schimmige zaakjes bleef bekonkelen. 

De strijd tegen de corruptie wordt gaandeweg Navalny’s grote klus. Hij richt in 2010 het RosPil-project op, komt door crowdfunding aan geld voor het opzetten van een professionele organisatie en gaat oligarchen aan het kruis spijkeren. Filmt met behulp van drones hun achter hoge hekken verborgen paleizen, publiceert hun bankrekeningen, brengt hun banden met Vladimir Poetin in kaart en maakt dat alles wereldkundig via internet en de sociale media. Al snel, binnen enkele jaren, gaat het Kremlin reageren. Arresteert hem, zet hem een paar weken gevangen, doorzoekt zijn huis, vindt daar ‘bewijs’ voor nieuwe misdaden, waarna hij opnieuw gevangen wordt gezet. Maar hij blijft onverstoorbaar door Rusland reizen, mensen toespreken, zijn medewerkers kandidaat stellen voor lokale verkiezingen, zichzelf voor de presidentsverkiezingen. Dit laatste wordt geweigerd, waarop hij een slim stemadvies uitbrengt: stem wat je wilt, maar NIET op Poetin. Dat heeft effect, in 2012 noemt de Wall Street Journal Navalny de man die door Poetin het meest wordt gevreesd.

Had Navalny achteraf gezien niet kunnen vermoeden hoe zijn leven zou aflopen? Hij wordt vaak genoeg gewaarschuwd. In februari 2015 nog door zijn vriend Boris Nemtsov, die vice-premier is geweest onder Jeltsin. Nemtsov drukt Navalny op het hart voorzichtig te zijn, desnoods Rusland te verlaten. Tien dagen later wordt Nemtsov zelf door onbekenden vermoord, op straat, een paar honderd meter van het Kremlin. En in de jaren erop krijgt Navalny tot twee keer toe een zuur in zijn gezicht gegooid, in pogingen hem blind te maken. Hij wist dus hoe het kon aflopen.

En toch stapt hij na zo’n vijf maanden Berlijn in het vliegtuig naar Moskou. Nauwelijks hersteld van de Novitsjok, omringd door tientallen journalisten, fotografen en cameraploegen. Allen gefocust op de onvermijdelijke arrestatie. In Berlijn is Angela Merkel nog bij hem op bezoek geweest, heeft anderhalf uur naast zijn bed gezeten als een duidelijk signaal dat zij zijn kruistocht steunt. Het mag niet baten.

De tweede helft van Navalny’s verhaal heeft de vorm van een ietwat onregelmatig bijgehouden dagboek; in de gevangenis beschikt hij niet altijd over pen en papier, soms ook worden zijn teksten in beslag genomen voordat hij ze aan een van zijn advocaten heeft kunnen meegeven. Het leven in de gevangenis is gruwelijk, niets wordt nagelaten om hem geestelijk te slopen. Steeds weer wordt hij geconfronteerd met nieuwe beschuldigingen, waarna hij in een showproces extra gevangenisstraf krijgt. Aan het einde staat de teller op 31,5 jaar opsluiting. Familiebezoek wordt gefrustreerd, onder andere door hem steeds verder van Moskou te plaatsen of een nieuwe verblijfplaats gewoon een maandje of zo te verzwijgen.   

En toch blijf je lezen. Dat komt mede door de lichte toon die hij weet te bewaren. Op 4 juli 2023, zijn verjaardag, schrijft hij, nadat hij eerst heeft laten weten dat hij deze dag vanzelfsprekend liever bij zijn gezin en zijn strijdmakkers zou vieren, en vervolgens heeft vastgesteld dat het vast ooit goed zal komen met Rusland: ´Tot het zover is beschouw ik mijn situatie niet als een zware last of een juk, maar als een taak die verricht moet worden. Elk werk heeft zo zijn onplezierige kantjes, nietwaar? […] Mijn voornemen voor het afgelopen jaar was om niet onbeschoft en bitter te worden en mijn ontspannen houding niet op te geven: dat zou immers het begin zijn van mijn nederlaag. Dat ik daarin ben geslaagd, was alleen maar mogelijk dankzij jullie steun.´

Aleksej Navalny / Patriot. Mijn verhaal / Vertaald uit het Engels door Frans Reusink / 518 blz / Atlas Contact, 2024

zondag 10 november 2024

En de Nobelprijs voor Literatuur 2024 gaat naar ...

Het heeft iets van een jaarlijks terugkerend, onveranderlijk ritueel. Wanneer in oktober wordt bekendgemaakt aan wie de Nobelprijs voor Literatuur is toegekend, moet ik bijna altijd vaststellen dat ik van die auteur nog nooit iets heb gelezen. Dat was het geval met de Noor Jon Fosse in 2023, met de Française Annie Arnaux in 2022 én met een heel rijtje schrijvers daarvóór. Ik moet teruggaan tot 2017, met Kazuo Ishiguro (onder andere Remains of the Day) en de Canadese Alice Munro in 2013 om weer namen te treffen die ook in mijn boekenkast voorkomen. Vroeger kon ik mij heel druk maken om het ‘onrecht’ dat mijn nooit uitverkoren favoriete schrijvers - Murakami, Roth, Updike - werd aangedaan, tegenwoordig pak ik het slimmer aan. Ik ga gewoon wat boeken lezen van die Nobelprijswinnaar die ik nog niet ken, dan merk ik vanzelf of de prijs terecht is. Bij Jon Fosse was er absoluut geen klik, maar Annie Arnaux was een openbaring. Een aanrader.

Dit jaar past in de traditie. Han Kang (1970), een schrijfster uit Zuid-Korea, mag in december in Stockholm de prijs in ontvangst nemen. Ik had nog nooit iets van haar gelezen, ofschoon ze de afgelopen jaren meerdere internationale literaire prijzen ontving. De onovertroffen Openbare Bibliotheek bleek haar oeuvre gewoon op de plank te hebben, dus ben ik maar eens begonnen met een dun boekje.  

De titel ervan is Wit, de uitvoering is in het wit, en de inhoud is een beschrijving van witte objecten en verschijnselen. Waarom dat? In het eerste van de ruim zestig korte teksten zegt Kang er dit over: 'In het voorjaar, toen ik had besloten te schrijven over alles wat wit is, maakte ik om te beginnen een lijst: Bakerwindsels / Babyhemdje / Zout / Sneeuw / IJs / Maan / Rijst / Golven / Magnolia / Witte vogel / ‘Wit lachen’ / Blanco papier / Witte hond / Wit haar / Lijkwade. Bij elk woord dat ik noteerde sloeg er een golf van onrust door me heen. Ik voelde dat ik dit boek móést schrijven, dat ik erdoor zou veranderen, dat het ook zelf zou veranderen, en wel in een soort witte zalf die op een zwelling wordt aangebracht, een verband dat op een wond wordt gelegd. Dat had ik nodig.'

Doorlezend ga je langzaamaan begrijpen waarom ze schrijft wat ze schrijft, en waarom ze dat ziet als een half-therapeutische exercitie. Ze had namelijk ooit, toen zijzelf er nog niet was, een ouder zusje. Heel even maar, want het meisje stierf twee uur na de geboorte. Haar ouders woonden op het platteland, ver weg van medische voorzieningen. Een jaar later herhaalde zich dit, nu met een jongetje. En omdat dit zusje en broertje stierven, is zij er gekomen. Anders was ze er niet geweest. Dat is wat ze, beginnend met bakerwindsels en een babyhemdje, van zich af wil schrijven. In het wit. 'Was je maar niet opgehouden met ademen. Dan was jou al dit leven gegund in plaats van mij, de ik die dan nooit zou zijn geboren. Was het jou maar gegund om resoluut voorwaarts te gaan, met je eigen ogen en je eigen lichaam, met je rug naar die donkere spiegel gekeerd.'

De teksten zijn kort, vaak niet meer dan een halve bladzijde. Soms is het een beschrijving, vaker een gedachte of overweging. Ze gaan over de geboorte, hoe het meisje en de jongen zouden hebben geleefd. Ze kruipt in hun huid. Leeft voor hen. Kijkt voor hen. De bijzondere belevingswereld van Kang voelt voor jou als lezer als een soort hypnose. Een zuigende werking. Je blijft doorlezen. Maar je zou ook voorzichtig kunnen doseren, iedere dag een handvol teksten lezen. Als prozagedichten. Dat kunnen ze hebben.

Naast Wit zijn drie romans van Kang momenteel in het Nederlands verkrijgbaar. Die heb ik inmiddels al in huis, zult u begrijpen. Met dank aan de Nobelprijs voor Literatuur.

Han Kang / Wit / Vertaald uit het Engels door Marijke Versluys / 145 blz / Nijgh & Van Ditmar, 2017

donderdag 7 november 2024

Met moeder naar Parijs

De reeks privé-domein is in de jaren zestig opgezet om lezers een kijkje te gunnen in de ziel van schrijvers. In het zojuist verschenen 328e deel lukt dat uitzonderlijk goed. Auteur ervan is de Vlaming Bart Moeyaert, die zijn sporen vooral verdiende met boeken voor kinderen, van kleuters tot young adults. In Een ander leven neemt hij je mee naar zijn vroegste jeugd, het gezin waarin hij opgroeide, zijn lastige tienerjaren waarin hij steeds duidelijker voelde dat hij op mannen viel. Ook zijn ontwikkeling tot schrijver komt ruim aan bod. Hij hanteert, ook voor de wat moeilijker onderwerpen, een lichte toon, zijn stijl van schrijven is zonder meer soepel.

Tot zover wat ook de meeste anderen, indien uitgenodigd zo’n autobiografie te leveren, zouden doen. Maar Moeyaert is een creatieveling, kiest daarom voor een ietwat speelse structuur. Omdat zijn moeder in zijn verhaal een bepalende rol speelt, weeft hij door het boek het verslag van een kort reisje naar Parijs dat hij zijn moeder midden jaren negentig aanbood. Enkele dagen lang wandelden ze al kletsend door die stad, zijn moeder ondanks haar zeventig jaren nog opvallend kwiek en nieuwsgierig. Het was voor haar de eerste keer dat zij zo’n grote cultuurstad bezocht. Opgegroeid met een alleenstaande moeder die dienstmeid was op een groot kasteel, zaten dit soort uitstapjes er voor haar niet in. En daarna, jong getrouwd en zeven zoons op de wereld gezet, een druk huishouden bestierend, evenmin. Haar man, Moeyaert senior, was een onderwijsinspecteur die – met de beste bedoelingen - het gezin strak aan de teugels hield. Zij sprak hem nooit tegen, ofschoon zij zijn corrigerende maatregelen tegenover de kinderen vaak te hard vond.

Het memoir zit vol bijzondere en ontroerende momenten. Zo realiseert Moeyaert zich, slenterend door Parijs en luisterend naar het opgetogen commentaar van zijn moeder, ineens: ‘Ik heb er nooit aan gedacht dat je ook vragen kunt stellen over een ander leven, het leven dat iemand niet heeft geleid. Het is mogelijk dat mijn moeder me ooit al eens in bedekte termen heeft verteld dat ze bepaalde keuzes heeft laten liggen Dan moet ik die waarheid hebben verdrongen. ”Ik had een ander leven gewild” is een mededeling die je van je moeder niet wil horen, laat staan wil onthouden.’

Bart Moeyaert / Een ander leven / 353 blz / privé-domein 328 / De Arbeiderspers, 2024

zondag 3 november 2024

De macht aan de dommen ?

Over enkele dagen mogen de Amerikanen bepalen wie hun nieuwe president wordt. Het is dus weer feest, al maandenlang gaat het in de media over bijna niets anders. Nu is het deze keer wel heel spannend. Niet alleen is het in veel staten een nek-aan-nek race, ook spelen er buiten de Verenigde Staten allerlei zaken – een oorlog aan de oostelijke rand van Europa, om maar een dwarsstraat te noemen – waarvoor de uitslag grote gevolgen kan hebben. En er is bij een groot deel van de Amerikaanse kiezers angst. Donald Trump is immers al eens president geweest, en heeft toen laten zien dat hij voor het ambt in geen enkel opzicht is gekwalificeerd. En ditmaal slaat hij in de media ronduit dreigende taal uit. Enfin, we gaan het zien ….

De Verenigde Staten zijn altijd al het land geweest van de superlatieven. Vroeger waren die uitingen wat vriendelijker. Het was ‘het land van de onbegrensde mogelijkheden’. In de VS ‘kon een krantenjongen het tot miljonair brengen’. Nu, zoveel jaar later, is het allemaal wat minder vriendelijk. Het onderscheid tussen rijk en arm is gigantisch, grote groepen inwoners vallen in veel opzichten buiten de boot, leven aan de rand van de samenleving. Daarbij is de politiek er nooit een geweest van de ‘nuances’. In de VS kent het politieke leven maar heel weinig tinten grijs, de verhoudingen zijn eerder zwart-wit. Wrang genoeg in meer dan een opzicht.

Zo’n maatschappij kan voor een schrijver een fantastische inspiratiebron zijn. Als weinig anderen heeft Lionel Shriver (1957) dat de afgelopen decennia laten zien. Of het nu ging over obesitas (Big Brother, 2013), de waanzinnig hoge medische kosten en dito verzekering (So Much for That, 2010)  of de wijdverbreide verslaving aan de triathlon en andere duursporten  (The Motion of the Body Through Space, 2020), ze schreef er romans over. In haar bekendste boek kroop ze in de huid van de moeder van een schoolschutter: We Need to Talk About Kevin (2003). Haar stijl: warm, menselijk, met een flinke dosis venijn en humor. Wat ontbreekt is enige vorm van ontzag voor de gevestigde orde. Ze wordt door collega’s ook wel de activist onder de schrijvers genoemd.

Nu zou je denken dat ze Trump eens op de korrel had kunnen nemen. Maar dat vond ze vast iets te simpel en voorspelbaar. Nee, ze koos een andere route. In het dit voorjaar verschenen Mania, vertaald als Waanzin, schept ze een Verenigde Staten waar omstreeks 2011 onder grote delen van de bevolking het besef groeit dat het in de maatschappij oneerlijk is verdeeld. En dat wordt veroorzaakt doordat er een onderscheid wordt gemaakt tussen slimme mensen en mensen die dat niet zijn, die voor het gemak als ietwat – of regelrecht - dom worden beschouwd. Wanneer iedereen in geestelijk opzicht gelijk zou zijn, ontstaat een veel eerlijker maatschappij is de gedachte. De beweging die ‘Geestelijke Gelijkwaardigheid’ propageert groeit als kool. Ze maakt het leven van heel veel mensen immers prettiger. 

Om iedereen gelijk te laten zijn, moet je een norm vaststellen. Het zou heel verheven zijn om iedereen ‘slim’ te laten zijn. Maar dat werkt niet, dat gaat velen niet lukken. Wanneer je de norm op ‘dom’ vastpint is dat probleem er niet. De slimmen zullen het weliswaar niet leuk vinden, maar zullen geen probleem hebben volgens het ‘domme’ niveau te leven. En om de zaak netjes te handhaven benoem je wat inspecteurs aan en moedig je het verklikken van ongewenst gedrag aan. Een beetje zoals bij de voormalige Stasi.

Die strakke lijn wordt tot in het spraakgebruik doorgetrokken. Zo zijn alle woorden die gerelateerd kunnen worden aan een verschil in geestelijk vermogen in de nieuwe wereld streng verboden. Als het écht noodzakelijk is om bijvoorbeeld het woord ‘dom’ te gebruiken, fluister je met de hand voor de mond ‘het d-woord’. Veel mensen die in de fout gaan omdat ze de regels iets te laks hanteren – veelal de voormalige slimmerds - moeten op les om de duizenden ongewenste woorden en termen af te leren. Een voorbeeldje: wanneer mensen niet langer een ‘groot licht’ kunnen zijn, kunnen automobilisten die term vanzelfsprekend ook niet meer hanteren. Dat wordt dan ‘vérstraler’.  Shriver moet zich kostelijk hebben vermaakt met het bedenken van de eindeloze rij voorbeelden en het verslag van die cursus. 

Hoe moeilijk het leven wordt voor diegenen die de gelijkwaardigheidsbeweging afwijzen, merkt Shrivers hoofdpersoon, Pearson Converse. Zij is docent Engels aan een kleine Universiteit in Voltaire, Pennsylvania. Gefrustreerd door het gedrag van haar studenten, die de lessen saboteren omdat ze in de nieuwe maatschappij hun diploma toch wel krijgen, want examens bestaan om voor de hand liggende redenen niet meer, besluit ze een grapje uit te halen. Op de leeslijst zet ze een roman van Fjodor Dostojevski, De idioot. Dat had ze nooit moeten doen, vanaf dat moment bevindt haar leven zich in een neerwaartse spiraal. Haar beste vriendin daarentegen, die het motto Go With the Flow hanteert, maakt als een goeroe van het nieuwe denken razendsnel carrière in de media, om te eindigen als anchor bij het eveneens gelijkgeschakelde CNN.

Shriver is een meester in het tot op het bot uitbenen van situaties en discussies. Ik ken ook weinig schrijvers die zo’n voorliefde hebben voor het inslaan van onverwachte paadjes. En ze kan het over onderwerpen hebben zonder die schijnbaar te noemen. Dat een samenleving waarin de Geestelijke Gelijkwaardigheid op het lage niveau de officiële koers is een president als Trump verdient zegt ze niet met zoveel woorden. Maar je begrijpt het wel. En dan, zo’n beetje tegen het eind van de roman, laat ze een van haar personages helemaal losgaan: 'Ze weten net zo goed als wij wie de gedoodverfde winnaar zou zijn. De kleine woordenschat? De herhaling van steeds dezelfde termen? De incomplete zinnen? Hij kan elk denkbaar lowbrow-hokje afvinken. Hij is grof. Hij is bot. Hij is lomp. Hij heeft een opzichtige smaak. Hij is dik. Beter nog, hij heeft voortdurend zo’n luie, ploerterige uitdrukking op zijn gezicht, en hij leest nooit. […] maar zolang je opschept over hoe oninteressant je bent, kun je wegkomen met zoveel narcisme als je maar wilt

Dat moest er bij Shriver blijkbaar toch even uit. 

Lionel Shriver / Waanzin / Vertaald uit het Engels ‘Mania’ door Marian van der Ster en Karina van Santen / 383 blz / Atlas Contact, 2024

donderdag 31 oktober 2024

Michael Palin, alias Phileas Fogg

Vanaf het eind van de jaren tachtig volgden we ze vrijwel allemaal, de reizen die Michael Palin maakte en die door de BBC werden vastgelegd en uitgezonden. Het is een indrukwekkende opsomming: Pole to Pole, Full Circle, Hemingway Adventure, SaharaHimalaya, New Europe, BrazilMichael Palin in North Korea en Into Iraq. Ambitieuze ondernemingen, waarvoor Palin en een crew vaak maanden onderweg waren. Voor de langste reis, Full Circle, zelfs bijna een jaar. Ongetwijfeld ook kostbare ondernemingen, maar de BBC wist ze aan televisiezenders over de hele wereld te slijten. 

Onlangs kocht ik in een kringloopwinkel voor 25 cent een pocketuitgave van Around the World in 80 Days, de allereerste reis, gemaakt gedurende de herfst van 1989. Tijdens de reizen hield Palin steeds een dagboek bij, dat na afloop van de reis en gelijktijdig met de vertoning op TV in de markt werd gezet. Slimme merchandising, onderdeel van een uitgekiend verdienmodel.

De serie Around the World in 80 Days is een ‘remake’ van Jules Verne’s gelijknamige boek uit 1873. Daarin laat Verne de Engelsman Phileas Fogg in de Londonse Reform Club een weddenschap aangaan waarin hij toezegt binnen 80 dagen de wereld te kunnen rondreizen. Hij zal dat doen samen met zijn net aangenomen bediende Passepartout, die in de praktijk eigenwijs maar vindingrijk zal blijken te zijn. Palin, die het script voor zijn reis zelf schreef, vertrekt ook vanuit de Reform Club. En heeft zeven bedienden bij zich – zijn crew: voor regie, camera, geluid en productie – die allemaal luisteren naar de naam Passepartout. Hij mag zijn reis op dezelfde wijze organiseren als Fogg, maar reizen per vliegtuig is niet toegestaan. Ook Fogg kon immers niet vliegen.

Het lijkt een eitje om Phileas Fogg minstens te kunnen evenaren. Onze moderne wereld, met haar snelle treinen, computergestuurde schepen en overal auto’s maakt reizen toch eenvoudiger dan vroeger, zou je zeggen. Maar dat lijkt maar zo. Fogg kon bijvoorbeeld bij trajecten op zee uitgaan van een dienstregeling waarbij vanuit een grote havenstad haast iedere dag schepen vertrokken naar andere grote bestemmingen. Soms tweemaal daags. Palin moet in die situaties juist regelmatig meerdere dagen wachten, of een alternatieve route uitdokteren, omdat er tussen zeg maar Singapore en Hong Kong lang niet iedere dag een schip vertrekt. Hij werkt weliswaar met een uitgekiend reisschema, maar zodra ergens een vertraging optreedt werkt dat in alles door. Dus moet er vaak worden geïmproviseerd. Dat houdt het wel spannend. 

Ik las eerst Palins dagboek en leende daarna in de bibliotheek de DVD met de serie. Die verschillen toch wel een beetje van elkaar. Het dagboek is heel persoonlijk en informeel, allerlei kleine dingen en inzichten die niet in de film terecht zijn gekomen hebben daar wel een plekje gevonden. Dat maakt het voor je gevoel completer dan de serie, die zich toch meer focust op de grote lijn en de soms spectaculaire beelden. Dat is niet erg, daarom is het zo aardig zowel serie als dagboek tot je te nemen.

De mooiste momenten? Ver bovenaan staat voor mij de zeereis van Dubai naar Bombay op een dhow, een klein vrachtscheepje met motor en hulpzeil. Een kleine week lang terug in de tijd, geen radio of andere verbindingen, de stuurman die met behulp van een sextant zijn positie bepaalt, een warm contact met de bemanning, en geen hut maar slapen in de openlucht, op de balen met vracht. Ook een toilet ontbreekt, wanneer je aandrang hebt leun je gewoon in een  houten constructie die buitenboord hangt en doe je je ding. In de hoop dat er niet net een haai langs zwemt die op de lekkernij afkomt. En ook de treinrit dwars door India, relaxed en langzaam, geef ik een sterretje. De running gag, een opblaasbare wereldbol, is een mooie manier om contact te krijgen.

In Jules Vernes originele roman komt geen heteluchtballon voor. Hij liet Phileas Fogg de mogelijkheid om die te gebruiken wel overwegen, maar die zag er toch maar vanaf. Hoogtevrees? En toch denkt vrijwel iedereen - ook ik – dat een trip per ballon er wél bij hoort. Dat komt omdat bij een verfilming van het boek in 1956, met David Niven in de hoofdrol, de filmmakers de verleiding niet konden weerstaan een heteluchtballon in het script te schrijven. Latere verfilmingen namen dat over. Palin, die ook hoogtevrees heeft, laat zich niet kennen en stapt in het mandje. Voor wat een sprookjesachtige ballonvaart blijkt te zijn, bij een blauwe lucht en een licht besneeuwd heuvellandschap in de Rockie Mountains. Tijdens het tochtje geneest hij op wonderlijke wijze van zijn hoogtevrees.

Palin is na 79 dagen en 8 uur terug in Londen. Moe, leeg, gelukkig. In een nawoord van zijn dagboekje, geschreven enkele maanden na thuiskomst, verklaart hij dat hij het zó weer zou doen, ofschoon de verrassing er dan wel vanaf zou zijn. Wat hij toen nog niet wist, was dat hij het inderdaad zó weer zou gaan doen, alleen met andere bestemmingen. De serie was namelijk zo’n doorslaand succes dat de BBC hem nog ruim vijfentwintig jaar lang steeds opnieuw op pad zou sturen.

Voor wie nu nostalgische gevoelens krijgt en zich nog wat langer zou willen rondwentelen in de wereld van de reizen die Palin maakte, is er een fantastische website: Palin’s Travels. Met geweldige foto´s. Veel plezier ermee! 

Michael Palin / Around the World in 80 Days / 256 blz / BBC Books, 1989

dinsdag 29 oktober 2024

Het kleedje voor Hitler

In de categorie ‘Opmerkelijke boektitels’ heeft wat mij betreft Het kleedje voor Hitler een hoge notering. Op de omslag van het boek is het betreffende kleedje afgebeeld, duidelijk een rijk geborduurd stukje Duitse volkskunst. Volgens mondelinge overlevering in de familie Von Benda werd het tafelkleed, een erfstuk, aan Hitler geschonken omdat zijn persoonlijke interventie voorkwam dat een lid van de familie zouden worden aangemerkt als ‘niet honderd procent raszuiver’, met alle kwalijke gevolgen van dien. Maar klopt dit wel, of is het gewoon een mooi verhaal? Gebruikte de familie Von Benda het om hun vrienden wijs te maken hoe innig hun verhouding met de Führer wel niet was? Tijdens het onderzoek voor zijn boek kon Bas von Benda-Beckmann in de Berlijnse archieven geen vermelding van het geschenk boven water halen. Dus houdt hij het maar op een mooi verhaal, zoals die zo vaak circuleren in families. Zo'n verhaal dat bij iedere vertelling mooier wordt.

Met allerlei vormen van historisch onderzoek en met de betrouwbaarheid van bronnen in en rondom de Tweede Wereldoorlog heeft historicus en schrijver Ban von Benda-Beckmann (1976) wel ervaring. Onder zijn eerdere boeken vind je titels als De Velser Affaire (2013), Het Oranjehotel (2019) en, samen met anderen, Na het Achterhuis. Anne Frank en de andere onderduikers in de kampen (2020). Als jonge jongen thuis, in het gezin van een Duitse vader en een Nederlandse moeder, kreeg hij in de marge al wel iets mee van de verhalen over de oorlog die in zijn familie rondgingen. De luidste, meest uitgesproken stem daarin was die van zijn oudtante Luise. Hij en zijn broertje vonden haar wel leuk, al was het alleen maar omdat zij hen ieder jaar met Pasen grappige briefjes en een groot ei van chocolade stuurde, in een grote enveloppe en met de reguliere post. Dat was dus ieder jaar weer enkele grote en heel veel kleine scherfjes chocolade snoepen. Op zijn dertiende hoorde hij dat zij de weduwe was van Alfred Jodl, een van Hitlers trouwste generaals. Een van de mannen die in Neurenberg werden terechtgesteld. Dat ervoer hij, ondanks zijn jeugdige leeftijd, toch als een schok.

 

Aan Het kleedje voor Hitler. Een familiegeschiedenis werkte Von Benda-Beckmann een kleine tien jaar, tussen andere projecten door. Het onderzoek en het schrijven van het verhaal zou dit keer wezenlijk anders zijn, realiseerde hij zich. Vanwege de familierelatie. In een vooraf verantwoordt hij zich dan ook: ‘In dit boek wil ik aan dit voornemen houden: niet wegkijken, niet goedpraten, niet te makkelijk oordelen, maar bovenal proberen te ontrafelen hoe mijn familieleden dachten en wat ze hebben gedaan. En erover blijven nadenken wat dit verleden betekent voor mij, welke verantwoordelijkheden dit met zich meebrengt.’

Eergisteren won het boek de Libris Geschiedenis Prijs 2024. De jury, onder voorzitterschap van Gerdi Verbeet, prees de wijze waarop Von Benda-Beckmann het kleine verhaal, dat van zijn familie, had verweven met het grote, in het bijzonder de Tweede Wereldoorlog. Die verwevenheid is er het hele boek, vanaf 1871 tot ver in de 21ste eeuw. Door zo vroeg in de tijd te beginnen en het leven van zijn verre voorouders uitvoerig te beschrijven – in het Duitsland van Otto von Bismarck, keizer Wilhelm I, jonkers, landadel, een agrarische maatschappij – legt hij een fundament waardoor latere ontwikkelingen beter zijn te duiden. 

Zo schrijft hij, na een betoog over de Duitse vernedering van 1918 en de politieke en sociale chaos waarin het land terechtkwam: ‘Het was in deze periode dat mijn familie, die toch al nationalistisch was ingesteld, steeds meer opschoof in extreemrechtse richting. Als er ergens een basis was, een voedingsbodem voor hun latere keuze voor het nationaalsocialisme, lag die hier, in de verloren oorlog en daarna – de angst voor revolutie, teleurstelling en woede over de nederlaag, duidelijke vijandbeelden, de roep om wraak.’

Voor de goede orde: niet alle leden van de familie Von Benda liepen achter Hitler aan, maar die paar goede waren wel in de minderheid. En of ze nu het thuisfront bemanden, in een gevechtsvliegtuig boven Noord-Afrika vlogen of in Rusland de ijzige kou en de Stalinorgels probeerden te weerstaan, de dood zat in een klein hoekje. De al genoemde oudtante, Luise, nam dienst als secretaresse bij het leger. Een relatief veilig plekje. En liep daar Alfred Jodl tegen het lijf, die de liefde van haar leven zou worden. Ze trouwden in maart 1945, net voor het einde van de oorlog. Bij het eerste  Neurenbergse proces, waar de top van de nazi’s terechtstond, wist Luise de advocaten van haar man over te halen haar aan te nemen als assistente/secretaresse. Ze bleef als geen anders optimistisch, maar dat mocht niet baten. Jodl kreeg de strop.

Ofschoon de geschiedenis van Luise en ‘Onkel’ Alfred veel aandacht vraagt en ook zeker uiterst onderhoudende lectuur is, heeft Von Benda het evenwicht weten te bewaren. Hij legt allerlei kruisende lijntjes en knoopt verhalen aan elkaar, vaak puttend uit dagboeken of memoires – opmerkelijk veel ! – die zijn voorouders en familieleden schreven. Luise publiceerde na de oorlog zelfs een biografie van haar in haar ogen ten onrechte gedode echtgenoot: Luise Jodl, Jenseits des Endes. Leben und Sterben des Generaloberst Alfred Jodl. Een bron van informatie, maar zo een waarvan je als historicus ieder feitje moet wegen. En al doende veel leert over je oudtante. Von Benda-Beckmannn breit zijn verhaal vakkundig af, terugkijkend op ieders rol en houding, ook in de decennia na  de oorlog.

Op 13 februari 2023 schrijft hij een brief aan zijn inmiddels lang en breed gestorven oudtante. Dat mag, ter afsluiting van een biografie van je eigen familie. Hij zegt haar daarin eerlijk wat hij van haar vindt. Het oordeel is pittig, maar daar mag ze het mee doen. En besluit dan: ‘Als deze familiegeschiedenis me íets heeft geleerd, dan is het wel dat alles staat of valt bij dat waarnemen en ernaar handelen. En nu ik klaar ben, realiseer ik me dat jullie mij dan wel niet met een schuld of schaamte hebben opgezadeld (die zijn niet overdraagbaar), maar wel met een verantwoordelijkheid. Een verantwoordelijkheid om openheid van zaken te geven. Om niet te zwijgen of dingen mooier af te schilderen dan ze zijn geweest. Om toch die verboden plek te betreden.’

Bas von Benda-Beckmann / Het kleedje voor Hitler. Een familiegeschiedenis / 672 blz / Em. Querido’s Uitgeverij, 2023

zondag 27 oktober 2024

Voor wie 't Hooge Nest niet kan vergeten

Hebt u ook zo genoten van ´t Hooge Nest, het boek van Roxane van Iperen? Het verhaal over de groep voornamelijk Joodse onderduikers in de villa bij Naarden verscheen alweer zes jaar geleden, maar het is zo’n boek dat na het uitlezen lang blijft hangen. Ik zie het in boekhandels op momenten als de eerste weken van mei nog regelmatig prominent op de tafels liggen. Het is een verhaal van hoop en wanhoop. Het is wonderlijk hoe lang de onderduikers in de afgelegen villa als het ware buiten beeld konden blijven, en onvermijdelijk lijkt dan het verraad en de arrestatie van de groep, begin juli 1944, kort nadat ze nog zo opgetogen waren geweest bij het bericht over de geallieerde invasie in Bretagne. Bijna iedereen werd direct na hun ontdekking afgevoerd naar vernietigingskampen in Polen en Duitsland, slechts een enkeling wist de oorlog te overleven.

Met het gevoel de waarheid enigszins geweld aan te doen, schrijf ik nu op: er is een vervolg op het boek! In zekere zin is dat ook zo. Twee van de onderduikers, de Joodse Lin Jaldati en haar echtgenoot Eberhard Rebling, een Duitser, kwamen de oorlog door en schreven jaren later gezamenlijk hun levensverhaal op. Ze woonden toen al lange tijd in de DDR, waarnaar ze in 1952 vol overtuiging waren geëmigreerd. Dat geeft al aan dat hun leven er niet een was van twaalf in een dozijn. Integendeel, doordat ze altijd vol overtuiging hun hart volgden raakten ze soms in moeilijkheden maar ze wisten, wellicht juist door die volharding, altijd het veilige pad weer te bereiken. Maar misschien eerst even terug naar het begin.

Lin wordt in 1912 geboren in de vooroorlogse Amsterdamse Jodenbuurt. Daar heerst weliswaar armoede, maar het is er ook levendig en met elkaar voelt men zich geborgen. Lin Jaldati is haar latere artiestennaam, voor de burgerlijke stand heet ze Lien Brilleslijper. Ze zet zich al in haar tienertijd af tegen het traditionele parcours dat meisjes in haar milieu geacht worden af te leggen: een korte schoolopleiding, helpen in de huishouding of werken in een atelier of fabriekje, trouwen en kinderen krijgen. Ze komt daarentegen in contact met een balletlerares bij wie ze in de avonduren na het werk in de fabriek lessen volgt. Ook neemt ze zangles. Optredens met een dansgezelschap in het hele land volgen, later danst ze ook in de indertijd geliefde revues. En net wanneer ze, eind jaren dertig, het gevoel krijgt dat dat dansen een sleur dreigt te worden, en ze ook haar vriend aan de dijk zet, ontmoet ze in Den Haag Eberhard.

De jeugd van Eberhard Rebling, geboren in Berlijn in 1911, speelt zich af in een Duitsland dat wordt geteisterd door de Eerste Wereldoorlog, de politieke en sociale onrust die daar op volgen, en de opkomst van Hitler. Eberhards vader is tot 1918 een trotse Oberleutnant in het keizerlijke leger, foto’s tonen hem in prachtuniform, compleet met degen en opgedraaide snor à la keizer Wilhelm II. In dat milieu betekent het politieke programma van de nazi’s midden jaren dertig een terugkeer naar stabiliteit en een zekere welvaart. Eberhards wereld bestaat al vroeg uit muziek. Hij krijgt pianolessen bij uitstekende leraren, bezoekt als tiener eindeloos veel concerten en doet daar in het boek uitvoerig verslag van. Dat fanatisme om dat wat je doet ook heel goed te willen doen keert ook weer terug in zijn studie musicologie aan de Berlijnse universiteit. Dat geldt ook voor zijn politieke opvattingen, vanaf het vroegste begin verafschuwt hij het militarisme en fascisme dat begin jaren dertig vaste grond onder de voeten krijgt. Dat brengt hem ertoe te kiezen voor het communisme. En te verhuizen naar Nederland. Daar ontmoet hij Lin, een klein Joods meisje dat danst en zingt. Vooral traditionele Joodse liederen.

Nadat Lin en Eberhard ieder hun eigen levensverhaal tot aan hun ontmoeting hebben gepresenteerd en daar ruim de gelegenheid voor hebben genomen - tweemaal honderd bladzijden - vervolgen ze met afwisselend steeds door één van hen geschreven hoofdstukken. De oorlog werpt haar schaduwen vooruit, maar desondanks treden ze op met een Joods programma: liederen, dans en stukken voor solo piano. Tijdens de oorlog wordt leven in het openbaar voor hen al snel gevaarlijk: voor Lin omdat zij een Joodse is, voor Eberhard omdat hij een oproep negeert om zich te melden voor Duitse militaire dienst. Dan begint een lange tocht langs onderduikadressen. Een spannende periode, maar toch zijn er mooie momenten, zoals de geboorte van hun dochtertje eind 1941. En de periode dat ze ongestoord in ’t Hooge Nest kunnen verblijven, vele maanden die ze zelf als gelukkig bestempelen. 

Na het verraad en hun arrestatie weet Eberhard, tijdens een transport tussen twee Amsterdamse gevangenissen, te ontsnappen. Lin en haar zus Janny worden, net als hun broertje, hun ouders en vrienden uit ’t Hooge Nest afgevoerd naar kampen. Voor Lin en Janny zijn dat achtereenvolgens Westerbork, Auschwitz en Bergen-Belsen. In dat laatste kamp ontmoeten ze ook Anne Frank en haar zus Margot. Na hun beider dood in maart  gooien de kampmedewerkers hun lichamen achteloos naar buiten, achter de ziekenbarak. Daar vinden Lin en Janny hen. Iets anders dan de lichamen van de meisjes in een deken wikkelen en in een kuil leggen kunnen ze niet. Lin en Janny overleven de oorlog, op 15 april 1945 wordt Bergen-Belsen bevrijd door Britse troepen. Lin, half in coma, weegt dan nog maar 28 kilo.

En dan, na de oorlog, begint het voor mij meest intrigerende deel van het verhaal van Lin en Eberhard. In 1952 emigreren ze naar de net opgerichte DDR. Waarom doe je zoiets? In hun geval kun je zeggen deels uit lijfsbehoud. Direct na de oorlog is er in Nederland nog wel vraag naar hun Joodse liederenprogramma, maar na enkele jaren wordt dat minder. Het grote probleem echter is hun communistische gezindheid, die vooral Eberhard in ruime mate uitdraagt. Zo is hij muziekredacteur bij De Waarheid en schrijft hij voor meerdere communistische bladen artikelen en recensies. Dat gaat niet samen met de anti-Russische stemming die in Nederland in die jaren de overhand krijgt. 

Meehelpen een nieuw land op te bouwen, niet alleen puinruimen en de steden weer opbouwen maar ook een systeem in het leven roepen waarin iedereen gelijk en gelukkig zal zijn: Lin en Eberhard geloven daarin – hij iets meer dan zij. Het lukt ze inderdaad een plek te veroveren, al gaat dat eerst nog heel moeizaam. Ze treden als vanouds op met hun programma, dat ze uitbreiden met andere genres en waarin hun beide dochters gaandeweg gaan meespelen. Ook treden ze buiten de DDR op, van Amsterdam tot Cuba. In 1959 wordt Eberhard zelfs benoemd tot hoogleraar en rector-magnificus van het Oost-Berlijnse conservatorium. Dan ben je geslaagd in het leven, zou je zeggen. Maar dertig jaar later, in de jaren tachtig, wanneer ze aan hun autobiografie beginnen, kun je het best spreken van gemengde gevoelens. De wereld waarin ze zo lang hebben geloofd kalft dan al af.

Als auto(dubbel)biografie is Lied van verzet voor mij volledig geslaagd. Zowel Lin als Eberhard schrijven oprecht, je vermoedt precies zoals ze zijn. De beschrijvingen van hun jeugd in Amsterdam en Berlijn zijn zeer de moeite waard, het oorlogsverhaal is bij vlagen aangrijpend en voor de manier waarop ze zich, zichzelf niet verloochenend, in de DDR overeind houden moet je bewondering hebben. 

Lin Jaldati & Eberhard Rebling / Lied van verzet. Het bijzondere verhaal van twee bewoners van ’t Hooge Nest / Vertalingen en annotaties Johan Meijer, Diete Oudesluijs, Rimco Spanjer en Sander Stotijn / 584 blz / Boom, 2024