‘Nooit eerder heeft Rusland zo’n godverlaten, gietijzeren tijd gekend’
schreef Konstantin Paustovski in 1920. Dat was zes jaar na het begin van de
Eerste Wereldoorlog en drie jaar na de Oktoberrevolutie van 1917. Beide
gebeurtenissen hadden grote invloed op het leven van de gewone Rus. De oorlog
veroorzaakte chaos en zette de maatschappelijke situatie op scherp, de revolutie
die de Bolsjewieken aan de macht bracht maakte een einde aan een staatkundig
systeem dat eeuwen had gefunctioneerd. De welgestelde klassen verloren have en
goed, andersdenkenden betaalden in de jaren na 1917 vaak met hun leven. Konstantin
Paustovski, geboren in 1892, maakte de oorlog mee als lid van de medische
troepen. Na de oorlog werd hij journalist in dienst van het staatspersbureau.
Het van nabij beleven van de ellende van de oorlog en het volgen van de
groeistuipen van de jonge staat maakten van hem dé chroniqueur van het nieuwe
Rusland.
Goudzand bevat verhalen, dagboeken en brieven die niet eerder
in het Nederlands verschenen. De bezorger en vertaler, Wim Hartog, dook de
teksten op in het familiearchief van Paustovski en in de in Rusland verschenen
Verzamelde werken. Hartog heeft een persoonlijke band met Paustovski. Midden
jaren zestig ontdekte hij in een Parijse boekhandel een Franse vertaling van
Paustosvki’s Herinneringen. Hij wist een Nederlandse uitgever enthousiast te
krijgen, en ‘de rest is geschiedenis’ zoals we dan zeggen. Vanaf 1967
verschenen in de reeks Privé-domein de zes delen memoires waarin Paustovski onder
de titel Geschiedenis van mijn leven in chronologische volgorde de recente
geschiedenis van zijn vaderland beschrijft. Ik las ze in de jaren tachtig en
was er diep van onder de indruk. Alleen de titels van de delen roepen alweer
herinneringen op: Verre jaren. Herinneringen aan het tsaristische Rusland /
Onrustige jeugd. Prélude op de Russische revolutie / Begin van een onbekend
tijdperk. Herinneringen aan de Russische revolutie / De tijd van de grote
verwachtingen / De sprong naar het Zuiden / Boek der omzwervingen. Het was de
tijd van vóór de val van de muur. Rusland was verder weg en ‘exotischer’ dan
vandaag de dag.
Net als in de zes delen Geschiedenis van mijn leven volgt Goudzand chronologisch het leven van
Paustovski. Maar je krijgt hierin als lezer vooral brieven en dagboeknotities
voorgeschoteld, dus teksten die niet voor publicatie bestemd waren. Dat geeft
een heel persoonlijke inkijk in het leven van een Rus uit de literaire kringen.
De spaarzaam ingevoegde korte verhalen tonen een schrijver die je in een
handvol bladzijden als lezer vol weet te raken.
Paustovski was een broodschrijver. Zeker in de eerste jaren na de
Eerste Wereldoorlog, toen hij werkte voor persagentschappen en kranten, moest
hij productie draaien. Vanaf het midden van de jaren twintig, toen zijn eerste
roman was gepubliceerd en hij ontslag kon nemen om zich fulltime aan het
schrijven te wijden, veranderde dat enigszins. Maar toch bleef hij gedurende
zijn hele loopbaan artikelen voor kranten en tijdschriften schrijven om zijn
inkomen aan te vullen. Voor die artikelen reisde hij door heel Rusland. Hij
bezat een ‘Register op de Russische spoorwegstations’ waarin hij nauwgezet de
door hem bezochte of gepasseerde stations van een krabbel voorzag. Hij genoot
van dat reizen, je voelt het plezier daarover tussen de regels door, zelfs
wanneer hij aan zijn echtgenote – hij versleet er drie - schrijft dat hij haar mist en eigenlijk niet
kan wachten tot hij over drie weken weer thuis zal zijn. Door die reizen en het
contact met de talloze mensen die hij ontmoette kreeg hij een heel goed beeld
van de politieke en sociale ontwikkelingen in het land. Hij zou daar in de
laatste fase van zijn loopbaan voor zijn autobiografie de vruchten van plukken.
Paustovski was een volksschrijver. Als jonge man wilde hij vooral ‘mooi’
schrijven, maar al snel realiseerde hij zich dat zijn kracht lag in het
schrijven over de Russische mens in zijn eigen omgeving. Zijn belangrijkste en
meest gelezen werken beantwoorden aan die omschrijving. De populariteit die
daarvan het gevolg was vrijwaarde hem, zeker later in zijn loopbaan, tegen al
te grote inmenging van het communistische ‘systeem’ met zijn werk. Desondanks
gaat Paustovski in zijn brieven en
dagboeken herhaaldelijk tekeer tegen wat hij beschouwt als domme, op
niets gebaseerde bemoeienis met de inhoud van zijn romans en verhalen.
Uitgevoerd door rechtlijnige communisten, die zonder enige literaire of
historische bagage hun oordeel vellen. Je voelt op die momenten de
machteloosheid in zijn woorden. Een vroeg citaat, uit 1928: ‘Ik heb altijd
gevonden dat een boek als een mens moet zijn: prachtig en lelijk tegelijk, slim
en soms stom, eerlijk zowel als leugenachtig. Een boek is immers een menselijk
document! Ik hou niet van volmaakte schrijvers zonder gebreken. Maar onze
literaire goden – mensen die hun leven lang verbeten bezig zijn met de
literatuur in de zin van formele methoden, theorieën over de verhaallijn en
meer van dat soort intelligente dingen – denken daar heel anders over. En zij
hebben natuurlijk gelijk.’
Opstaan tegen het regime deed hij ook, als dat nodig was. Samen met vrijdenkers
schreef hij brieven waarin hij showprocessen tegen schrijvers veroordeelde. En
in 1966, in de periode na het terugtreden van Chroetsjov, schreef hij samen met
onder andere Andrej Sacharov een brief aan ‘kameraad’ Brezjnev, indertijd
secretaris-generaal van het Centraal Comité. In die brief werd gesignaleerd dat
de partijleiding informeel bezig was aan een rehabilitatie van Stalin, dat zij
de teugels strakker aantrok, en dat daarmee de intellectuele vrijheid aan
banden werd gelegd. Een kwalijke zaak, vonden de opstellers van de brief. Hielp
het? Nee. Het was wel dapper.
Leven in een socialistische heilstaat als de USSR was voor weldenkende
individuen als Paustovki en de zijnen een marteling. Maar tegelijk hielden ze
hartstochtelijk van hun land. Ze maakten er dus maar het beste van. Ze leerden
te leven met de materiële en geestelijke ongemakken. Dat deden ze deels door
hun eigen leven te leiden. Paustovski kon alle ellende vergeten wanneer hij
zich in de in Rusland zo overvloedig aanwezige ongerepte natuur bevond. Hij genoot
van wandelen, van vissen, van een storm op de Zwarte Zee of een gouden herfst
in Midden-Rusland. Maar dat zijn steeds momenten, daarna keerde de harde
dagelijkse realiteit weer terug. Daarin was er voor zijn astma in heel Rusland
geen afdoend medicijn te krijgen, terwijl dat in West-Europa in iedere apotheek
te koop was. Of traineerde de staatscommissie voor de literatuur de uitgave van
een volgend deel van Geschiedenis van mijn leven, met het argument dat daarin
de historische feiten geweld werd aangedaan. Terwijl tegelijkertijd eerdere
delen van de reeks in Europa en de Verenigde Staten als warme broodjes werden
verkocht. Zijn verzuchting, in 1920, over ‘godverlaten en gietijzeren tijden’
bleef nog lang geldig.
Goudzand is een heel persoonlijk document. Voor mij een
weerzien met een schrijver wiens memoires ik dertig jaar geleden met plezier las.
Die zes deeltjes staan in mijn boekenkast. Binnenkort krijgen ze gezelschap,
want Van Oorschot gaat ze heruitgeven. In dundruk, in twee delen, passend bij
de Russische Bibliotheek. Dat is slim. Want die ga ik – en met mij velen – vanzelfsprekend
aanschaffen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten