Het verhaal speelt zich af omstreeks het jaar 1000, de bloeitijd van de Heian-periode. Het keizerlijke hof, dat zich in het huidige Kyoto bevindt, is er een van een ongekende luxe. Een klein maar belangrijk detail in dit vorstelijke lusthof zijn de vijvers met karpers. Die moeten natuurlijk, net als alles aan het hof, van de beste kwaliteit zijn. Daarom worden er ieder jaar twintig nieuwe karpers besteld bij de visser Katsuro, die in het dorpje Shimae aan de oevers van de rivier de Kusagawa woont. Katsuro vangt deze karpers in de rivier, met de hand, daarbij zorgvuldig uitsluitend de mooiste exemplaren uitzoekend. Daarna verzorgt hij ze met het beste voedsel zodat ze dik en glanzend worden. Eenmaal per jaar stopt hij de mooiste karpers in twee grote manden met water, hangt die aan een stok over zijn schouders en brengt zijn kostbare vracht lopend naar het hof, een reis van vele dagen. Het levert hem een aardig inkomen op, voor het dorpje zijn er allerlei privileges aan de overeenkomst verbonden.
Maar dan slaat het noodlot toe en verdrinkt Katsuro tijdens het vissen. Zijn weduwe, de jonge Miyuki, treurt en het dorpje is in rep en roer: de directeur van de keizerlijke Dienst Tuinen en Vijvers zal mogelijk niet blij zijn dat de verwachte bestelling voortaan niet meer zal worden geleverd. Maar Miyuki besluit dat ze het werk van haar man dit jaar zal voltooien en de vissen zelf naar het hof zal brengen. Voor haar is de voetreis nieuw, ze heeft tot dat moment nooit een stap buiten haar dorp gezet. Bovendien is een alleenreizende vrouw in die tijd geen alledaags verschijnsel. Dat ze benieuwd is naar de reis die haar echtgenoot zo vaak maakte vertelt ze niemand. Die nieuwsgierigheid en daarmee een zekere onbevangenheid waarmee ze de voor haar nieuwe wereld beschouwt, geeft het verhaal kracht én charme. Door haar ogen zie je de landschappen en de mensen die ze passeert, de soms louche logementen waar ze overnacht en de bergpaden waar ze overheen glibbert. Met als voortdurende zorg het welzijn van de karpers.
Decoin beschrijft de reis van Miyuki met veel aandacht voor detail. Of Miyuki nu een onderkomen vindt in een herberg die bij nader inzien een bordeel blijkt, of in een tempel waar de monniken blijken te stelen als de raven, het wordt je in vloeiend proza en met gevoel voor humor voorgeschoteld. Decoin wisselt de reisbeschrijvingen af met hoofdstukken die zich afspelen aan het hof en het kantoor van de directeur van de Dienst Tuinen en Vijvers. Als lezer weet je zo wat Miyuki na aankomst te wachten staat. De twee verhaallijnen versmelten op dat moment dan ook moeiteloos.
Het slot van de roman ga ik hier niet weggeven, maar neem van me aan dat dit indrukwekkend is. Prachtig gevonden! Wat ik wel wil noemen is een wedstrijd die zich na aankomst van Miyuki aan het hof afspeelt. Een wedstrijd waarin de directeur van de Dienst Tuinen en Vijvers een van de deelnemers is, naast enkele andere hooggeplaatste hovelingen en de keizer zelf. Een wedstrijd waar Miyuki onbedoeld een doorslaggevende rol in speelt. Het gaat hier om een geurenwedstrijd, een spel waarbij de keizer een thema opgeeft dat de deelnemers in geuren moeten zien te verbeelden. Inhoud ontmoet vorm, zou je kunnen zeggen. Een vluchtige vorm dan, in dit geval. In Decoin’s beschrijving ervan wordt dit een sprankelend, sprookjesachtig gebeuren. Een wedstrijd ook met een hoog ‘theeceremonie-gehalte’. En net zo fascinerend.
Didier Decoin
Vissen voor de keizer
Oorspronkelijke titel: Le Bureau des Jardins et des Étangs
Vertaald door Martine Woudt
320 blz
Meulenhoff
Geen opmerkingen:
Een reactie posten