zondag 24 september 2017

Zien, met gesloten ogen

Anthony Doerr schreef met All the Light We Cannot See een roman die eigenlijk te mooi is om waar te zijn. Als je mij van tevoren alle ingrediënten waaruit hij zijn verhaal heeft opgebouwd op een lijstje had gegeven, zou ik hebben gedacht dat hier een zeer behendige auteur bezig was, op basis van een voor de hand liggend rijtje stereotiepe karakters en situaties, een tranentrekker van jewelste te schrijven. Want het is niet niks, wat er voorbijkomt: Een blind Frans meisje, een blonde Duitse jongen, de Tweede Wereldoorlog, een beroemde diamant die dood en verderf zaait en een apotheose die zich afspeelt in Saint-Malo, de middeleeuwse vestingstad aan de Bretonse kust, in de weken voordat geallieerde schepen de stad onder vuur nemen. Maar het is geen tearjerker geworden, wel een razend spannend verhaal dat vlot leest en dat door de cliffhangers aan het einde van de overwegend korte hoofdstukken nauwelijks is weg te leggen.

Het verhaal begint in 1934. Marie-Laure LeBlanc is dan een meisje van zes jaar dat met haar vader Daniël in het centrum van Parijs woont. Haar moeder is bij haar geboorte overleden. Daniël LeBlanc is als slotenmaker in dienst bij het Nationaal Museum voor Natuurlijke Historie. Hij is verantwoordelijk voor het goed functioneren van de ruim twaalfduizend sloten in het immense museumcomplex. De precisie die hij aan de dag legt in zijn werk komt hem ook van pas wanneer Marie-Laure plotseling slechter gaat zien en blind wordt. Hij maakt puzzels voor haar waarmee ze haar tastzin kan verbeteren, leert haar braille te lezen en bouwt een maquette van de straten tussen hun appartement en zijn werk, zodat zijn dochter dagelijks kan oefenen zich zelfstandig in de stad te oriënteren.

Tezelfdertijd groeit in het Duitse Ruhrgebied de jonge Werner Pfennig samen met zijn jongere zusje op in een weeshuis. Kansarm als hij is, lijkt een toekomst in de kolenmijnen uitgetekend. Maar wanneer hij met enkele op een vuilnisbelt gevonden onderdelen een werkende radio in elkaar knutselt, wordt hij door de Hitlerjugend ingelijfd en krijgt hij een opleiding in radiotechniek. Daarmee wordt hij aangesteld bij de Wehrmacht, waar hij in mobiele studio’s de ether afspeurt naar gecodeerde berichten van de vijand.

Wanneer de oorlog uitbreekt en Duitse troepen Frankrijk binnenvallen, krijgt Daniël LeBlanc van zijn directeur de opdracht een van de grootste schatten van het museum in veiligheid te brengen. Dat is een kolossale diamant met de naam See of Flames. Het juweel is afkomstig uit Borneo en bezit volgens de overlevering magische krachten. Samen met zijn blinde dochter, die hij niet vertelt van de opdracht, verlaat hij te voet Parijs richting de Atlantische kust. Voor Marie-Laure is dit de eerste keer dat zij Parijs verlaat, een wereld in die zij niet kent en ook niet kan zien.

De tocht die Marie-Laure en haar vader maken, dwars door Frankrijk en de oorlog, eindigt in Saint-Malo. Daar duiken ze onder in een appartement in een van de nauwe straatjes van het centrum en sluiten zich aan bij het verzet. Ook hier maakt Daniël LeBlanc een maquette van de wijk, zodat zijn dochter snel leert zich daar vrij te bewegen. Ook Werner belandt in 1944 met zijn eenheid in Saint-Malo. Evenals een Duitse premiejager, die het spoor van de diamant heeft geroken.

Doerr schrijft in een heel beknopte, directe stijl. Hij gaat zich niet te buiten aan lyrische beschrijvingen en dat soort zaken. Maar in die no-nonsense-stijl weet hij op momenten wel degelijk een gevoel van betovering op te roepen. Bijvoorbeeld wanneer Werner laat in de avond of bij nacht radiostations opvangt en zich bij  de woorden of de muziek werelden voorstelt die hij niet kent en niet kan zien. Of wanneer hij en Marie-Laure, die inmiddels over een radio beschikt, elkaar in de ether vluchtig ‘ontmoeten’ zonder te weten wie de ander is. Op die momenten gaat het steeds om het ‘zien of niet zien’, begrippen die hij – omdat zijn hoofdpersoon blind is - regelmatig laat terugkeren. De belevingswereld van Marie-Laure, die het van andere zintuigen dan haar ogen moet hebben, zet Doerr knap neer. Naast dit alles en de hierboven al genoemde spanningsopbouw maakte ook zijn vermogen een decor neer te zetten indruk op mij. Ik had tijdens het lezen soms het gevoel al naar de verfilming te kijken.

Romans over de oorlog kunnen in de handen van een mindere auteur vreselijk ontsporen. Ik moet bekennen dat ik in de boekhandel, de flaptekst lezend, geen goed gevoel had. Maar ik geef nu grif toe dat de laatste woorden van die flaptekst, ‘this magnificent, deeply moving novel’, gewoon kloppen.

Anthony Doerr
All the Light We Cannot See
532 blz
Fourth Estate, 2015
[In het Nederlands verschenen als: Als je het licht niet kunt zien]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten