zondag 31 december 2023

Vader en zoon Von Weizsäcker

Zo tegen het einde van het jaar, meestal op een druilerige dag, zet ik voor mezelf nog eens op een rijtje welke boeken ik in het voorbije jaar las. Ik noteer niet alleen hoeveel dat er waren (dit jaar net iets meer dan honderd, het voordeel van eerder stoppen met werken), maar ook hoeveel daarvan er de komende weken nog een achterstallig blogje op mijn persoonlijke weblog moeten krijgen (vijftien stuks, volledigheid vóór alles), welke titels ik het beste vond (Rebelse genieën, Alkibiades, de Reynaert) én welke mij het meest verrasten. In die laatste categorie is er één boek dat er met kop en schouders bovenuit steekt: De verdediging, door de Duitse auteur Fridolin Schley. Ik las deze roman van de zomer, wijdde er nog geen blogje aan en sluit er mijn blogjaar dan ook graag mee af. Het is een intense geschiedenis, met in de hoofdrol de jonge Richard von Weizsäcker.

Het ambt van Bundespräsident zal ongetwijfeld hoog op het wensenlijstje staan van iedere ambitieuze Duitse politicus. Het wordt eens in de vijf jaar door de gezamenlijke Duitse politiek met zorg ingevuld. De man - het was nog nooit een vrouw - dient over een schoon verleden te beschikken, onkreukbaar te zijn en vooral boven de partijen te staan. De functie is weliswaar grotendeels ceremonieel, maar achter de schermen heeft de Bundespräsident wel degelijk invloed. Bovendien fungeert hij naar buiten toe als rolmodel, als het politieke geweten van de natie. Hij is ‘de goede Duitser', als je dat zo wil zeggen. Een van de meest memorabele in de reeks was Richard von Weizsäcker, die de functie twee termijnen lang vervulde, van 1984 tot 1994, de jaren waarin de Duitse eenwording plaatsvond. Hij sloot zijn lange loopbaan daarmee glansrijk af. Een loopbaan die eind jaren veertig op vrij bizarre wijze was begonnen.

Richard von Weizsäcker werd geboren in 1920, als jongste zoon in een adellijke familie. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog nam hij dienst bij de Wehrmacht, in een regiment dat grotendeels bestond uit jonge mannen uit gegoede families van Pruisische afkomst. Zijn broer Heinrich sneuvelde voor zijn ogen, aan het begin van de inval in Polen. Richard was in 1943, intussen opgeklommen tot kapitein, betrokken bij een op het laatste moment geannuleerde aanslag op Hitler. De beruchte mislukte aanslag op de Führer in juli 1944, onder leiding van Claus von Stauffenberg, werd uitgevoerd door officieren van Richards regiment. Hij was op de hoogte van de plannen, had zijn steun er aan toegezegd. Dat betekende dat hij tot het einde van de oorlog leefde in de spanning of iemand hem alsnog zou verraden. Maar niet alleen Richard was nauw betrokken bij de oorlog. Zijn vader Ernst was dat nog veel sterker.

Ernst von Weizsäcker doorliep, na jarenlang bij de marine te hebben gewerkt en op meerdere plekken in Europa als Duitse consul te hebben gediend, een glanzende carrière bij de nazi’s. In april 1938 benoemde Hitler hem tot staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, onder minister Von Ribbentrop. Veel van zijn werkzaamheden vielen binnen de sfeer van Heinrich Himmler, die hem waardeerde en benoemde tot SS-Ehrenführer, met de rang van brigadegeneraal. Ernst liet het zich allemaal aanleunen, en meldde zich en passant ook maar aan als lid van de NSDAP. Maar zijn mooie positie had ook een prijs: zo stond zijn handtekening onder een groeiend aantal transportbevelen voor joden, naast andere hem eveneens zwaar aan te rekenen zaken. Hij moet het risico dat hij liep gaandeweg hebben aangevoeld, want in de loop van 1943, toen het oorlogsbeeld kantelde, liet hij zich benoemen tot de Duitse ambassadeur bij de Heilige Stoel in Rome. Een veiliger plek kun je nauwelijks bedenken.

Na afloop van de oorlog, toen de geallieerden voorbereidingen gingen treffen voor de berechting van oorlogsmisdadigers en ook Ernst werd verzocht voor verhoor naar Neurenberg te komen, weigerde hij dat. Als officiële gast van de paus – die met betrekking tot de oorlog natuurlijk ook boter op zijn hoofd had – kon hij daartoe niet gedwongen worden. Pas in 1947 kwam hij naar Duitsland, om als getuige te worden gehoord. Maar bij aankomst werd hij gearresteerd.  

En dan zijn we aangekomen bij het begin van de roman. Het is 1949. Drie jaar eerder, najaar 1946, zijn de kopstukken van de nazi’s al berecht. Daarna zijn veel ‘uitvoerenden’, zoals kampbewakers, veroordeeld. En nu, in 1949, zijn de ‘administratieve oorlogsmisdadigers’ aan de beurt. Mannen zoals Ernst von Weizsäcker, die vanachter een bureau werkten en hun handen nooit letterlijk vuilmaakten. Ernst heeft een gerenommeerde advocaat in de arm genomen, Hellmut Becker. Deze omringt zich voor de monsterklus met enkele assistenten. Waaronder Ernst’s zoon Richard. Die studeert op dat moment nog rechten. De aanklacht tegen Ernst is niet misselijk: misdrijven tegen de menselijkheid, tegen de vrede, oorlogsmisdrijven en deelname aan een misdadige organisatie. De doodstraf is niet denkbeeldig.

Hoe is het voor een zoon om mee te werken aan de verdediging van zijn vader? Kun je de juridische aspecten dan nog scheiden van de persoonlijke? Hoe verdedig je iemand die zo hoog was geplaatst in de organisatie van het Derde Rijk en toch volhoudt dat hij niet wist van de concentratiekampen? Die beweert dat hij al die tijd is aangebleven ‘om erger te voorkomen’? Wat doet het met je om de dagboeken van je vader – nu bewijsmateriaal – te lezen? Schley maakt van die gedachtewereld van Richard een indrukwekkend onderdeel van de roman. Aanvankelijk is Richard in verwarring, gaandeweg vormt hij zich een mening. De jurist in spé wint het van de zoon.

De strafmaat voor Ernst von Weizsäcker zou maatgevend kunnen zijn voor alle mannen die zich in dezelfde positie bevonden, de bureaucraten, de elite uit de conservatieve burgerij en de adel. Die op Buitenlandse Zaken of enig ander ministerie hadden gewerkt. Mede daarom kreeg het proces veel aandacht in de pers. Maar vier jaar na de oorlog was Duitsland ook wel een beetje 'proces-moe'. Zelfs aan geallieerde zijde klonk steeds vaker de vraag hoe lang ze nog met die oorlogsprocessen moesten doorgaan. 

Vijf jaar gevangenisstraf, dat was uiteindelijk het oordeel. Ernst zou die echter niet uitzitten, hij kreeg al vrij snel gratie en overleed kort daarna. En zijn ministerie van Buitenlandse Zaken? Dat werd nog jarenlang bevolkt door mannen die jubelend achter Hitler waren aangelopen. Konrad Adenauer, van 1949 tot 1963 Bündeskanzler, schijnt eens te hebben verzucht dat er niets anders opzat dan te wachten tot zij met pensioen zouden gaan.

En Richard? Hij ervoer het proces tegen zijn vader en zijn eigen rol daarin als een bewustwording. Het scherpte zijn oordeelsvermogen. De speeches die hij later als politicus zou houden, getuigen daarvan. Zo sprak hij op 8 mei 1985 - hij was net een jaar Bundespräsident - bij de herdenking van 40 jaar vrede. En noemde daarin 8 mei 1945 niet, zoals gebruikelijk was, alleen maar ‘de dag van de nederlaag’, maar koos óók voor de woorden ‘dag van de bevrijding’. En verwoordde daarmee hoe de meeste Duitsers daar inmiddels over dachten.

Fridolin Schley / De verdediging / Uit het Duits vertaald door Anne Folkertsma & Marianne van Reenen / 269 blz / Wereldbibliotheek, 2023