zondag 28 februari 2016

IJzig afscheid

Er zijn lezers die iets hebben met openingszinnen van romans. Dat is te begrijpen, een goede eerste zin kan in sterke mate de toon helpen zetten voor een verhaal. Een mooi voorbeeld is Bordewijks roman Karakter (1938), die als volgt begint: ‘In het zwartst van de tijd, omtrent Kerstmis, werd op de Rotterdamse kraamzaal het kind Jacob Willem Katadreuffe met de sectio caesarea ter wereld geholpen.’ De directheid en de woordkeuze geeft je als lezer een indruk van waar je aan begint. Mijn persoonlijke favoriet is deze: ‘Ik heb alweer niks te melden en dat zal ik doen in een pagina of zeshonderd à zeshonderdvijftig, we zullen zien.’ Dit is Herman Brusselmans, de roman is De kus in de nacht (2002). Vroeger verafgoodde ik hem, tegenwoordig ben ik licht kritisch. Maar ook door deze opening weet je enigszins wat je te wachten staat. In mijn editie (de eerste – en misschien enige? - druk) van 614 bladzijden bestond dat uit af en toe doorbijten en verder veel dolle pret.

Waarom weid ik hierover uit? Dat is omdat ik net een boek heb uitgelezen waarvan juist de laatste zin mij overdonderd achterliet. Dat boek is Het smelt van de Vlaamse schrijfster Lize Spit. Het is Spits debuutroman, een baksteen van bijna vijfhonderd bladzijden. Het is een verhaal dat qua inhoud en structuur ambitieus is opgezet en uitgewerkt. Een verhaal dat zich grotendeels afspeelt tijdens een zonovergoten zomer in een klein Vlaams dorp. Een verhaal ook met onvergetelijke beelden.

Het smelt begint met een uitnodiging die de hoofdpersoon Eva ontvangt voor de opening van een geautomatiseerde melkerij op de boerderij van Pim, een van haar jeugdvrienden in haar geboortedorp Bovenmeer in de Kempen. De uitnodiging is voor 30 december. Dat is ook de dag dat Jan, de oudere broer van Pim, dertig jaar zou zijn geworden. Eva, die al negen jaar in Brussel woont, met haar vroegere vrienden geen contact meer heeft en met haar haar familie nauwelijks, en dan nog vooral via email, besluit na enig beraad op deze uitnodiging - met een blijkbaar dubbele aanleiding - in te gaan: ‘Natuurlijk weet ik dat het niet gericht is aan wie ik nu ben, maar aan de persoon die ik was toen we elkaar nog wel spraken, de Eva van voor de zomer van 2002. Daarom doe ik vandaag precies wat ik toen gedaan zou hebben: ondanks weerzin tóch komen opdagen.’ Ze neemt, in een plastic bak achter in haar auto, een groot blok ijs mee.

Spit vertelt haar verhaal synchroon in drie lijnen: het heden, de zomer van 2002 en daarnaast in de tijd verspreide episoden. In 2002 is Eva dertien jaar. Haar vrienden zijn de even oude Laurens en Pim. In 1993, toen zij vijf jaar waren en de enige drie kinderen van die leeftijd in het dorp, zijn ze als een bijzetklasje bij een hogere klas gezet, iets dat jaarlijks werd herhaald. De gezamenlijke jaren op de basisschool hebben een sterke band tussen de drie geschapen. In de zomer van 2002 bedenken de jongens, bij wie de seksuele gevoelens gaan  opspelen, een gewaagd spel waaraan de meisjes in het dorp een voor een moeten deelnemen en waarbij Eva spelleider moet zijn. Dat spel zet hun vriendschap onder druk. Er worden grenzen overschreden.

Eva is in 2002 niet alleen een kwetsbaar meisje omdat ze dertien is. Ook haar thuissituatie maakt haar onzeker. Haar ouders drinken te veel en verzaken daardoor als opvoeders, haar oudere broer gedraagt zich afstandelijk en haar jongere zusje vertoont autistische trekjes. Eva ziet het, voelt zich verantwoordelijk maar kan er weinig aan doen. Spit beschrijft in een aantal in de tijd verspreide taferelen de dieptepunten in dit gezinsleven, die soms niet beperkt blijven tot de huiselijke omgeving, IJzersterk is haar weergave van een quizavond in de plaatselijke parochiezaal, waar Eva’s moeder zoveel drinkt dat ze in een kruiwagen door Eva en haar vader naar huis moet worden gedragen, met de gewonnen kleurentelevisie op haar buik. Spit beschrijft dat magnifiek, in een mix van ironie en tragiek.

De Eva in het heden is een vrouw van achter in de twintig. Ze heeft een studie gevolgd, geeft les, woont alleen en heeft weinig sociale contacten. De uitnodiging voor de opening, waar ook haar beide oude vrienden waarschijnlijk zullen zijn, rakelt het verleden weer op. Tijdens de rit naar Bovenmeer op een koude decemberdag beleeft ze de zomer van 2002 opnieuw. Ze neemt alle tijd voor die tocht. Ze weet dat de dag dwingend afstevent op een actie die ze zorgvuldig heeft gepland. Ze prijst zich gelukkig dat het blok ijs in de kofferbak van haar auto vanwege de kou nauwelijks smelt.

Spit kan fantastisch schrijven. Ze werkt de plot zorgvuldig uit, in een stijl zonder opsmuk. De strakke structuur, het verspringen in de tijd en de langzaam duidelijk wordende voorgeschiedenis verleiden tot doorlezen. Het contrast tussen de hete zomer waarin de vriendschappen nog bestonden en de kille winterdag waarop Eva terugkeert om op - letterlijk - ijskoude wijze af te rekenen met het verleden is mooi gevonden. En die laatste zin, die mij overdonderd achterliet? Die klinkt eigenlijk heel gewoon: ‘Het zal enkel nog van betekenis zijn dat ik hier gestaan heb op deze eerste barre dag in een verder milde winter.’ Maar voor de lezer is het een zin die vol is van betekenis. Het is een zin die al het voorgaande in perspectief zet, het verhaal terugbrengt tot de kale essentie. Het zou ook een razend sterke openingszin zijn geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten