vrijdag 4 maart 2016

Met Dostojevski in Siberië

Fjodor Michajlovitsj Dostojevski was nog geen dertig jaar oud toen hij in 1849 werd veroordeeld tot de dood door de kogel. Zijn vergrijp bestond eruit dat hij in gezelschap een brief had voorgelezen van een criticus aan de schrijver Gogol. Het gezelschap in kwestie was een groep radicalen rond de socialist Petrasjevski die door de geheime dienst in de gaten werd gehouden, de brief bevatte kritiek op het gezag en de kerk in Rusland. In het voorjaar van 1849  werd hij daarom samen met andere leden van de groep gearresteerd en opgesloten in de Petrus-en-Paulusvesting in Sint-Petersburg. Na maandenlang te zijn verhoord werden vijftien mannen, waaronder Dostojevski, ter dood veroordeeld. In de vroege ochtend van 22 december werden ze in koetsen dwars door het winterse Sint-Petersburg naar het executieterrein gereden. Terwijl de eerste drie mannen al aan palen waren vastgebonden en het vuurpeloton aanlegde, arriveerde een koerier met het bericht dat de tsaar de groep gratie verleende.

Het Rusland van Tsaar Nicolaas I, die op de troon zat van 1825 tot 1855, was in politiek opzicht onrustig. Hij regeerde daarom met harde hand en stond geen liberale ideeën, laat staan ontwikkelingen, toe. Na de grotere en kleinere revoluties die in 1848 in Europa ontstonden werd dat beleid nog strenger. Fjodor Dostojevski werd er het slachtoffer van. Hij ontliep weliswaar het vuurpeloton – men denkt tegenwoordig dat de tsaar met opzet een schijnexecutie liet ensceneren om de mannen angst aan te jagen - maar kreeg als vervangende straf vier jaar dwangarbeid in Siberië opgelegd, gevolgd door gedwongen inlijving in het leger.

Een van de getuigen van de afgebroken executie is Alexander von Wrangel, een zeventienjarige scholier. Vijf jaar later ontmoeten hij en Dostojevski elkaar in Semipalatinsk, een kleine provincieplaats in het zuidwesten van Siberië. Alexander is daar benoemd tot officier van justitie, Dostojevski is net vrijgelaten uit het strafkamp en is als soldaat in het plaatsje gelegerd. Tussen beide mannen ontstaat een vriendschap. Alexander is belezen, bewondert het vroege werk van Dostojevski en spoort hem aan zijn pen weer op te pakken. Dostojevski van zijn kant geniet van het contact met zijn twaalf jaar jongere, enthousiaste vriend. Een vriend die hem ook financieel steunt, omdat hij als gedwongen soldaat geen soldij ontvangt.

Het zuidwesten van Siberië is een qua natuur prachtige, maar geografisch zeer afgelegen streek. Een reis naar de bewoonde wereld – Moskou, Sint-Petersburg – neemt weken in beslag. Nieuws is oud wanneer het arriveert. Semipalatinsk is in de zomer heet en stoffig. Het sociale leven staat er op een heel laag pitje. Om de ongemakken en de verveling te ontvluchten huurt Alexander een datsja met een grote tuin erbij. Daar, in de Kozakkentuin, brengen de mannen lange dagen met elkaar door: ‘Na het frisse bad installeerden we ons op het terras om thee te drinken of het middagmaal te gebruiken. We lazen de kranten, rookten pijp, haalden herinneringen op aan onze verwanten en dierbare personen, droomden over Petersburg en foeterden op Europa’. Om zich nog enigszins omringd te voelen door beschaving, beplanten ze de tuin met de mooiste bloemen. Langzaamaan begint Dostojevski de herinneringen aan zijn jaren van dwangarbeid te verwerken. Op advies van Alexander probeert hij erover te schrijven. Het zou Aantekeningen uit het dodenhuis worden.

Dostojevski wist niet wanneer zijn soldatenbestaan zou eindigen. Ook wist hij niet, ofschoon hij wel weer ging schrijven, wanneer hij weer zou mogen publiceren. Zou het daarom zijn dat hij gegrepen werd door de liefde? Zodra hij Maria Dmitrijevna Isajeva zag was hij verkocht. Alexander omschrijft haar als ‘een tamelijk knappe brunette’. Voor Dostojevski is ze ‘onweerstaanbaar aantrekkelijk, welbespraakt als een actrice, galant, verfijnd, maar ook fel, onstuimig’. Ze was zijn droomvrouw. Dat ze was getrouwd met een ziekelijke, drankzuchtige en mislukte onderwijzer, vormde in de ogen van Dostojevski geen onoverkomelijk probleem. Ze was in zijn ogen ook - en wellicht vooral - een deel van zijn leven waarop hij wél vat zou kunnen hebben. De mannen krijgen er veel mee te stellen.

Jan Brokken heeft zich voor De Kozakkentuin gebaseerd op biografieën van Dostojevski, maar kon ook gebruik maken van ongepubliceerd materiaal dat nazaten van Alexander von Wrangel hem ter beschikking stelden. Hij is in zijn eigen woorden ‘in de huid van Alexander Jegorovitsj von Wrangel zu Ludenhof gekropen om dichter bij de kern van dit waargebeurde verhaal te komen’. Die informatie uit de eerste hand én het vermogen van Brokken om uiterst beeldend een voorbije wereld tot leven te brengen maken het verhaal zeer overtuigend. Het leest als een roman, maar is tegelijk grotendeels een op bronnen gebaseerde biografie.

De jaren in Siberië zullen achteraf voor beide mannen bepalend blijken te zijn geweest. Dostojevski legt er de basis voor zijn verdere schrijverschap, Alexander wordt er volwassen. Dat Dostojevski’s gedwongen soldatenbestaan in 1856 wordt opgeheven en hij enkele jaren later ook weer mag publiceren is deels te danken aan het beleid van een nieuwe tsaar, deels aan Alexanders inspanningen aan het hof in Sint-Petersburg. Dat ze daarna ieder huns weegs gaan is vanzelfsprekend. Dostojevski wordt een wereldberoemde schrijver, Alexander een hoge ambtenaar en diplomaat. Twee mannen van de wereld, die in de afzondering van Siberië gedurende enkele jaren een bijzondere relatie hadden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten