zondag 6 september 2020

De Gouden Kever

Het Engeland van 1950 is een land dat nog dagelijks de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog ondervindt. Het leven kan er heel ‘grijs’ zijn. Veel zaken zijn op de bon, de welvaart valt tegen waardoor de sociale verhoudingen regelmatig op scherp staan en de maatschappelijke status van de vrouw is belabberd. Ook voor Margery Benson zijn de vooruitzichten niet rooskleuring. Ze is 47 en geeft les in koken en huishoudkunde op een meisjesschool. Orde houden is niet een van haar sterkste punten, en wanneer op een slechte dag de klas weer eens de gek met haar steekt en ze een tekening onderschept waarop ze weinig flatteus is weergegeven breekt ze. Vooral ook omdat ze zichzelf in die spotprent herkent. Ze vlucht naar haar armoedige appartement en neemt daar het besluit om alles achter zich te laten en naar af te reizen naar Nieuw-Caledonië, op zoek naar de gouden kever waarover haar vader haar ooit vertelde. Sinds haar tiende is dat een droom die ze ondanks de jarenlange studie die ze heeft gemaakt van insecten nooit heeft gerealiseerd. Nooit heeft durven realiseren. Maar nu, na de publieke afgang op haar school en het zicht op nog zeker werkzame twintig jaren die steeds afschuwelijker zullen worden, recht ze haar rug en kiest voor het eerst in haar leven voor zichzelf.  

Nieuw-Caledonië ligt aan de andere kant van de wereld. Om precies te zijn, op de grens van de Koraalzee en de Stille Oceaan, midden in het lege zeegebied tussen Australië, Fiji en Nieuw-Zeeland. En het bergachtige gebied waar de gouden kever gevonden moet worden bevindt zich in de meest noordelijke punt van het hoofdeiland van de archipel, honderden kilometers van de bewoonde wereld. Margery realiseert zich dat ze de expeditie serieus moet voorbereiden en huurt een assistente in. Dat is Enid Pretty, een jonge vrouw die in alle opzichten niet geschikt lijkt voor een tocht door de jungle. De dames ontmoeten elkaar voor het eerst op de ochtend van hun vertrek uit Engeland.  Als ze vijf weken later arriveren in Australië, na  een benauwde hut in de toeristenklasse te hebben gedeeld, is Margery ervan overtuigd dat de hele onderneming zal uitlopen op een fiasco. 

Rachel Joyce debuteerde in 2012 als romanschrijver met een boek dat een wereldwijd succes zou worden, The Unlikely Pilgrimage of Harold Fry (De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry). Het verhaal over de gepensioneerde, zeer bescheiden man die lopend en soms liftend van het uiterste zuiden van Groot-Brittanië naar het noorden reist nadat hij van een voormalige collega, Queenie Hennessy, een brief heeft ontvangen waarin zij hem informeert dat ze aan een ongeneeslijke ziekte lijdt en niet lang meer te leven heeft. Mijn blogje over dat boek eindigde ik met de opmerking dat ik aan het lezen ervan een goed gevoel overhield.  De doordachte verhaalstructuur en de menselijke, soms heel emotionele lading raakten me (zie dit weblog, 1 april 2013).

Datzelfde geldt voor Miss Benson’s Beetle. Voor mijn gevoel is deze roman zelfs superieur aan haar eerdere werk. De beschrijvingen van Engeland, de bootreis en het subtropische Nieuw-Caledonië zijn perfect getroffen. De structuur van korte hoofdstukken en regelmatige perspectiefwisselingen werkt uitstekend. Het slot is volstrekt onvoorspelbaar en op een treurige manier prachtig. Maar het meest indrukwekkend is de wijze waarop Joyce de relatie tussen de twee vrouwen beschrijft, die zich tijdens de reis ontwikkelt van een koele afkeer tot de bereidheid voor elkaar door het vuur te gaan. Ik genoot ervan.

Rachel Joyce / Miss Benson’s Beetle / 388 blz / Doubleday