woensdag 26 augustus 2020

Ik overleefde Charlie Hebdo

Op woensdag 7 januari 2015 dringen de twee broers Saïd en Chérif Kouachi het Parijse kantoorgebouw binnen waarin het satirische weekblad Charlie Hebdo is gevestigd. Dat is tegen het eind van de ochtend, precies op het tijdstip dat de bijna voltallige redactieraad bijeen is voor haar wekelijkse brainstorm. Op weg naar binnen schieten de broers twee medewerkers bij de receptie neer, waarvan er een dodelijk wordt geraakt. In de vergaderruimte schieten ze heel beheerst, een voor een, steeds na het uitroepen van de leus ‘Allahoe akbar’, de daar aanwezigen dood. Daarbij sterven acht redacteuren, een beveiliger en een bezoeker. Ook Philippe Lançon wordt geraakt, de onderste helft van zijn gezicht krijgt een voltreffer. Hij houdt zich dood, hopend daardoor het genadeschot mis te lopen. Dat lukt, en op die wonderbaarlijke wijze weet hij de aanslag te overleven. Hij is gedurende de hele aanslag bij bewustzijn, voelt hoe zijn collega’s die niet direct zijn doodgeschoten langzaam doodbloeden en ziet vlak voor zijn ogen de hersens van een dierbare vriend langzaam uit diens kapotgeschoten schedel lekken.

Lançon heeft in Charlie Hebdo een wekelijkse column, daarnaast schrijft hij literaire kritieken voor de krant Libération. Op de ochtend van de aanslag is hij met zijn gedachten bij de die dag verschenen roman Onderworpen van Michel Houellebecq, waarin Frankrijks worsteling met de islam centraal staat. Zijn recensie van dat boek is het weekeinde vóór de aanslag geplaatst door Libération en hij moet nog een groot redactioneel stuk erover leveren. Achteraf gezien een wat griezelige samenloop van omstandigheden.

Lançons verwondingen zijn zwaar. Zijn kaak is weggeschoten, hij mist zijn gezicht vanaf zijn bovenlip. Maar doordat de hulpverlening direct na de aanslag op gang komt is zijn situatie niet levensbedreigend. Door middel van enkele operaties direct na de aanslag wordt zijn toestand gestabiliseerd, waarna een plan kan worden opgesteld voor de reconstructie van zijn gezicht. Een traject dat tientallen ingrepen zou vergen en het incasseringsvermogen van Lançon danig op de proef zou stellen. Over dat traject schreef hij dit boek.

Het oplappen van zijn gezicht beleeft hij vooral een als medische kwestie. Uit zijn kuitbeen wordt een bot gezaagd dat als zijn nieuwe kaak gaat dienen, bestaande huid in zijn gezicht wordt opgerekt om dat te kunnen bedekken, evenals dat wordt gedaan met huid die van zijn dijbeen is geschraapt. Die nieuwe kaak noemen zijn artsen ‘de flard’. Dat kost tijd, is hinderlijk en pijnlijk en kampt met tegenslagen. Maar voor dat traject zijn de artsen verantwoordelijk, in eerste instantie de vrouwelijke chirurg met wie hij na verloop van tijd een persoonlijke band krijgt.

Het mentale traject is ingewikkelder, en dat moet hij grotendeels zelf volbrengen. Door wat er heeft plaatsgevonden voelt dat aan als het afscheid nemen van zijn oude leven en het  opstarten van een nieuw bestaan. Al binnen enkele weken plaatst hij weer artikelen in beide tijdschriften, met ditmaal zijn situatie als onderwerp. Maar dat heeft vooral de functie van een uitlaatklep. Hij neemt veel tijd voor zichzelf, herleest favoriete schrijvers – De toverberg van Thomas Mann, A la recherche du temps perdu van Proust, Flaubert, Baudelaire - en laat de gebeurtenissen bezinken. Het team politieagenten dat 24/7 voor zijn veiligheid is aangesteld en hem bij al zijn bewegingen - binnen en later ook bij uitstapjes naar familie en musea - vergezelt is een voortdurende herinnering aan zijn bijzondere situatie.

De flard is een persoonlijk, soms emotioneel maar meestentijds helder en analytisch verslag van een journalist die een van de meest bloedige terroristische aanslagen overleefde. De eerste honderd bladzijden, waarin Lançon verslag doet van de aanslag zoals hij die beleefde, zijn ijzingwekkend. Zijn relaas over het fysieke en mentale hersteltraject maken inzichtelijk hoe complex iemands wereld kan worden. De laatste aantekening betreft de avond van 13 november 2015, de avond van de aanslag op het theater Bataclan.  Het kon dus nog veel erger.

Philippe Lançon / De Flard / Vertaald uit het Frans door Ghislaine van Drunen, Annelies Kin en Nathalie Thabury / 512 blz / De Geus