zondag 3 juni 2018

Ondergronds in Parijs

De Duitse auteur Erich Maria Remarque leefde in een woelige tijd. Hij vocht in de Eerste Wereldoorlog aan het front, waar hij gewond raakte. Die ervaring verwerkte hij in de roman Im Westen nichts Neues (Van het westelijk front geen nieuws) die in 1929 verscheen. Een boek waarin de zinloosheid van de oorlog sterker voelbaar is kan ik me niet voorstellen. In 1931 publiceerde hij een vervolg, Der Weg zurück. De Nazis moesten niets hebben van zijn werk, dus verboden ze het nadat ze in 1933 aan de macht waren gekomen. Het ging in het openbaar op de brandstapel. Vijf jaar later werd hem zelfs zijn staatsburgerschap ontnomen. Remarque had dat onheil voelen aankomen en was al in 1932 verhuisd naar Zwitserland. Vandaar trok hij in 1939 naar de Verenigde Staten, net voor in Europa de hel losbarstte.

Veel van Remarques werk – hij schreef veertien romans – is doortrokken van de twee wereldoorlogen en de politiek en sociaal onrustige periode ertussen. Na 1932 was hij weliswaar toeschouwer vanachter veilige grenzen, maar hij was tegelijk een balling, een vluchteling, en tot aan zijn naturalisatie tot Amerikaan in 1947 ook een statenloze. Het is dat gevoel geen thuis meer te hebben en voortdurend op de vlucht te zijn dat Remarque in enkele van zijn beste romans op grootse wijze gestalte geeft. Vorig jaar las ik De nacht in Lissabon (zie blog 9 juni 2017), nu het in 1946 verschenen Arc de Triomphe.

De roman speelt zich af in het Parijs van de late jaren dertig. Ravic, een vrouwenarts, verblijft daar zonder de juiste papieren. Hij heeft weten te ontsnappen uit een Duits concentratiekamp  waar hij en zijn vriendin waren opgesloten. Zij heeft dat kamp niet overleefd, hij heeft de martelingen door de Gestapo wel doorstaan. In Parijs heeft hij zichzelf als illegaal min of meer onzichtbaar gemaakt. Hij woont in een klein hotelletje waar ook andere vluchtelingen verblijven. Hij verdient wat door in een ziekenhuis voor een bekende chirurg de meer ingewikkelde operaties te verrichten en in een chique bordeel de medewerksters periodiek op geslachtsziekten te controleren. Zijn sociale leven speelt zich af in cafés en in een nachtclub die hij graag bezoekt. De portier van die club, een Russische emigrant, is zijn beste vriend. Het is een fragiele balans, maar door niet op te vallen blijft hij buiten beeld van de autoriteiten.

Op een koude nacht in november ziet hij op een van de bruggen over de Seine, de Pont de l‘Alma, een jonge vrouw die met een starre uitdrukking op haar gezicht op de reling afloopt. Hij houdt haar tegen en neemt haar mee naar zijn kamer. Zij is Joan Madou, een Italiaanse die in opera’s zingt en kleine toneelrollen speelt. Ook zij is op de vlucht. Ofschoon het tegen zijn tactiek om zo anoniem mogelijk te leven is, beginnen zij een relatie. Joan geeft zich daaraan helemaal over, voor Ravic is dat niet mogelijk. Hij blijft op zijn hoede, bewaart meer afstand. De tweede natuur van de illegale vluchteling.

De gehele situatie kantelt wanneer Ravic op straat een stevige Duitser ziet lopen die hij ogenblikkelijk herkent als Haake, de Gestapo-officier die hem martelde. Wraak is vanaf dat moment zijn doel. Ravic bedenkt een plan om Haake om zeep te brengen zonder dat hij zichzelf blootgeeft. De zachtmoedige arts die zelfs in zijn eigen moeilijke omstandigheden altijd bereid is om anderen te helpen verandert in een sluwe en berekenende moordenaar.

De relatie met Joan en de moordplannen op Haake zijn de twee verhaallijnen die de roman vaart en kracht geven. Maar eigenlijk vormen zij niet de kern van de roman. Dat is voor mij eerder de sfeer die Remarque weet te creëren. Het leven in de betere kringen in Parijs is in de jaren voor het uitbreken van de oorlog één groot feest. Het is alsof iedereen de gruwel die op hen afstormt aanvoelt en het er nog even van neemt. In schril contrast daarmee staat het leven van de vluchtelingen, die zich in leven houden door beetje bij beetje hun bezittingen van de hand te doen of door met obscure baantjes wat geld verdienen. Ravic voelt zich ’s nachts het veiligst, wanneer de stilte, het donker én de calvados of wijn als een zachte deken aanvoelen. Door wat hij heeft moeten doorstaan is hij zijn angst voor wat kan komen deels al kwijtgeraakt. Het is de houding van wíllen overleven en tegelijk berusten in wat onafwendbaar lijkt die Remarque weergaloos invoelbaar maakt. Het is daardoor zo'n roman waarin je dagenlang kunt verdwijnen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat Hollywood het boek binnen twee jaar na verschijnen al verfilmde, met in de hoofdrollen Charles Boyer als Ravic, Ingrid Bergman als Joan en good old Charles Laughton als de gewetenloze Gestapoman. Nu bekijk ik niet graag films die zijn gemaakt naar boeken die ik goed vond, maar deze cast maakt me wel nieuwsgierig.

Erich Maria Remarque
Arc de Triomphe
Vertaald door C.J. Kelk
Met een nawoord van Edgar Hilsenrath
456 blz
Cossee

Geen opmerkingen:

Een reactie posten