woensdag 2 december 2020

Zelfs de zee is doods

De openingsbeelden van Death in Venice, de film die Luchino Visconti in 1971 maakte naar Thomas Manns uit 1912 daterende  novelle Der Tod in Venedig, zijn onvergetelijk. Op de tonen van het Adagietto uit Gustav Mahlers vijfde symphonie zie je tergend langzaam een zwart-groene golfbeweging op het doek verschijnen. Dat blijkt het wateroppervlak van de lagune voor de stad te zijn, dat wordt doorkliefd door een veerboot. Vanaf het dek daarvan kijkt een wat oudere heer naar het water en de stad. Zijn naam is Gustav von Aschenbach, in de novelle een schrijver maar bij Visconti een componist. In beide gevallen echter gemodelleerd naar Gustav Mahler. Deze Von Aschenbach komt naar Venetië om rust te vinden voor zijn overspannen zenuwen. Hij zal er, zittend op zijn strandstoel, echter in de ban raken van een beeldschone jongen. En er als gevolg van een cholera-epidemie sterven. In de enscenering van Visconti is dat een onovertroffen sterven in schoonheid. 

De novelle geldt als een van Manns mooiste teksten, de film heeft een cultstatus. Ik kan me niet aan het gevoel onttrekken dat ze een rol hebben gespeeld bij Robert Seethalers opzet voor zijn novelle Het laatste deel. Daarin reist Gustav Mahler in het voorjaar van 1911 per schip van New York, waar hij een succesvolle maar inspannende reeks concerten heeft gedirigeerd met het New York Philharmonic, naar Europa. Het werk heeft hem uitgeput, zoals het al jaren een veel te grote belasting is voor zijn broze gezondheid. Zijn hart is aangetast, hij weet dat hij waarschijnlijk niet lang meer heeft. Een groot deel van de bootreis brengt hij goed ingepakt door zittend op een kist, op een rustig deel van het dek, terwijl zijn echtgenote Alma en zijn dochter Anna de voorkeur geven aan de behaaglijke  warmte van de salons benedendeks. Zijn enige contact in deze dagen is de scheepsjongen, die hem van warme thee voorziet. Kort na thuiskomst zal zijn lichaam het opgeven.

Turend over het water overpeinst Mahler zijn leven. Zijn successen als dirigent, zijn belang als componist. Het moordende tempo waarin hij jarenlang werkte, voortgejaagd door zijn passie maar ook door zijn ambitie, zijn eerzucht de hoogste posities in de muzikale wereld te bereiken. De vernieuwingen die hij doorvoerde als directeur van de Weense hofopera, het applaus dat hij oogstte tijdens zijn gastdirigentoptredens in Europa en de Verenigde Staten. Maar ook over de vroege dood van zijn dochtertje Maria, vier jaar eerder, en de liefde voor zijn vrouw, de mooiste van Wenen. En over het voltooien van wat zijn laatste symfonie zou worden. 

Meer dan genoeg stof voor een onderhoudend verhaal, zou je zeggen. Maar nee, dat ontstaat niet. De herinneringen komen maar niet tot leven. Veel wordt aangestipt, een handvol gebeurtenissen wat meer uitgewerkt, maar het blijft grotendeels plichtmatig, het sprankelt nergens. Dat is jammer. Zelfs de zee, bij Visconti haast zwoel golvend, is bij Seethaler op de meeste dagen een grijze, spiegelgladde vlakte.

Robert Seethaler / Het laatste deel / Vertaald uit het Duits door Liesbeth van Nes / 126 blz / De Bezige Bij