donderdag 6 oktober 2016

Vrijheidsstrijder tegen wil en dank

De geschiedenis van het kolonialisme is een bijzonder bloedige. Als Nederlanders kennen wij de verhalen uit Nederlands-Indië, van de gruwelijke slachtpartij van Jan Pieterszoon Coen op de Banda-eilanden in 1621 tot de strafexpedities van generaal Van Heutsz in Atjeh in de jaren rond 1900. Alles uit naam van de klinkende winst die er in de koloniën te behalen viel. Ook Duitsland heeft zo’n verleden, ofschoon het land maar weinig koloniën bezat. Een van de belangrijkste, Duits-Zuidwest-Afrika, kreeg het in 1884-1885 toegewezen tijdens een conferentie in Berlijn waarop de grote mogendheden Afrika onder elkaar verdeelden. Duits-Zuidwest-Afrika, nu Namibië geheten, besloeg een enorm gebied langs de Atlantische kust, tussen Zuid-Afrika in het zuiden en Angola in het noorden. Er was volop ruimte voor veeteelt en er zaten kostbare delfstoffen – diamanten! – in de grond. Ook woonden er tientallen stammen, in wier beleving het land van hun voorvaderen hun eigendom was.  

De man die ons vanaf de omslag van Ik ben Hendrik Witbooi van Conny Braam aankijkt is Hendrik Witbooi, leider van de Nama, een van de grootste stammen. Sinds het voorjaar van 1885 is hij, samen met zo’n veertien miljoen Afrikanen in Oost-Afrika, Togoland, Kameroen en Duits-Zuidwest-Afrika, onderdaan van de Duitse keizer. Maar het zal even duren voordat dit resultaat van de Berlijnse conferentie hem bereikt. Vooralsnog heeft hij in 1885 andere zorgen. In september van dat jaar is hij met een groot deel van zijn volk begonnen aan een tocht naar het noorden, langs de randen van de Kalahariwoestijn, op zoek naar vruchtbare gronden. Daarbij ontmoet hij wantrouwen en tegenstand van de stammen van wie ze het gebied doorkruisen. Ook komt hij in contact met de eerste Duitse legereenheden. De maatregelen die met de kolonisatie gepaard gaan beperken de rechten van de Nama en de andere stammen de daaropvolgende jaren steeds meer. Wanneer Witbooi zich gewapend en met succes verzet – hij blijkt een slimme strateeg – zetten de Duitsers in 1893 grof geschut in en volgt een slachtpartij. Witbooi is dan gedwongen een samenwerkingsovereenkomst met de Duitsers te tekenen en keert met zijn volk terug naar de plek vanwaar ze in 1885  vertrokken.

Het nadeel van een overeenkomst die wordt afgedwongen is dat de kans op een nieuwe opstand groot is. En dat gebeurt in 1904. Het land is dan grotendeels gekoloniseerd, de Duitsers hebben het overgenomen. De oorspronkelijke bewoners zijn tweederangs burgers geworden, ze hebben vrijwel geen rechten. Voor het minste vergrijp passen de boeren lijfstraffen toe, om niets worden ‘zwarten’ gelyncht. De Herero, naast de Nama het sterkste volk, komen dan in opstand. Hendrik Witbooi, inmiddels een oude man, schaart zich aan hun zijde en weet de Duitsers flinke verliezen toe te brengen. In Berlijn wordt daarop besloten dat de enige oplossing van het probleem ligt in de totale uitroeiing van de opstandige stammen. Wat dan volgt staat bekend als de Namibische genocide, door de Verenigde Naties aangemerkt als de eerste genocide van de twintigste eeuw.

Conny Braam kon zich voor deze historische roman baseren op bronnen. Hendrik Witbooi hield een dagboek bij en kopieerde zijn talloze brieven aan de opeenvolgende gouverneurs, militaire commandanten en de andere stamhoofden nauwgezet in zijn brievenboek. Dat is allemaal bewaard gebleven. Hij tekende zijn uitvoerige, soms breedsprakige brieven meestal met ‘Ik ben Hendrik Witbooi’. Braam verwerkt ze in de tekst, wat je als lezer het gevoel geeft over zijn schouder mee te kijken.

Braam wisselt behendig tussen Hendrik Witbooi en zo’n tien andere personages om het verhaal te vertellen. Zo krijg je ook mee hoe de opeenvolgende militaire commandanten, de gouverneur, een hoge ambtenaar, de fotograaf die ook de omslagfoto maakte, twee zendelingen en nog wat anderen vanuit hun perspectief de gebeurtenissen beleven. Ook schakelt ze regelmatig naar het hogere niveau van de politiek, naar Cecil Rhodes, de toenmalige gouverneur van Zuidelijk Afrika, naar de Rijkskanselier en de Keizer. Ze maakt ieders beweegredenen inzichtelijk, terwijl je juist daardoor ook begrijpt dat zich een voor dat tijdperk onafwendbaar scenario voltrekt.

Braam sluit haar roman af in 1907. Bij een indrukwekkend verhaal als dit blijf ik dan in een soort spagaat achter: een tevreden lezer, een peinzend mens. Want zo’n vechtend leven, al dat lijden, is dat dan voor niets geweest? Ruim tien jaar later raakt Duitsland, als verliezer van de Eerste Wereldoorlog, al zijn koloniën kwijt. De Duitse keizer, die droomde van een koloniaal wereldrijk, vlucht naar Nederland en bestrijdt de rest van zijn leven zijn frustraties door in Doorn op zijn landgoed bomen om te zagen. En Duits-Zuidwest-Afrika wordt ingelijfd door Zuid-Afrika. Daar geldt dus tot de afschaffing ervan de Zuid-Afrikaanse apartheidspolitiek. De nakomelingen van Hendrik Witbooi blijven nog generaties lang een minderwaardige mensensoort. In 1990 wordt het gebied een onafhankelijk staat: Namibië. Een foto van Hendrik Witbooi, die van de omslag van het boek, prijkt er nu op het biljet van tien dollar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten