Het is een iconische scène, daar in het eerste oorlogsjaar op het strand van Scheveningen, laat op de avond vlak voor een Kurhaus vol met feestende Duitse militairen. Een man wordt door een tweede man uit een drijfnat wetsuit geholpen, waaronder hij een smoking blijkt te dragen. Er wordt nog even wat sterke drank over de smoking gesprenkeld en dan loopt de man, een beetje zwalkend, richting het centrum van Den Haag. De andere man rent intussen terug naar een roeibootje, waarmee hij richting een schip van de Britse marine roeit dat even verderop voor de kust ligt. Deze man wordt gespeeld door Rutger Hauer, de ‘dronkeman’ door Jeroen Krabbé. De scène berust op waarheid, met Hauer als Hazelhoff Roelfzema en Krabbé als Peter Tazelaar. Deze laatste had de opdracht twee belangrijke landgenoten naar Engeland over te brengen. Het was een riskante operatie, waarbij Tazelaar verreweg het meeste gevaar liep.
Beide mannen, zowel Erik als Peter, waren Engelandvaarders. Mannen die aan het begin van de oorlog naar Engeland hadden weten te ontkomen en vandaaruit commando- acties in Nederland uitvoerden. Historicus Victor Laurentius (1973) beschrijft in een soepele stijl, en vrij uitputtend, de oorlogsjaren van Tazelaar. Waar Erik zich al snel aanmeldt als piloot bij de RAF, daar gaat de loopbaan van Tazelaar meer richting de speciale operaties. Beide doen dit trouwens wel onder een soort van gezamenlijke paraplu van de Britse en Nederlandse inlichtingdiensten. Wat Tazelaar kenmerkt is het zo goed als ontbreken van angst. Wanneer hij tijdens zijn opleiding tot commando leert parachutespringen, en vanuit een vliegtuig op grote hoogte een vrije val moet maken, zal hij daar de rest van zijn leven last van houden, in de vorm van nachtmerries. Maar wanneer hij in de laatste periode van de oorlog wordt gedropt in Friesland en daar vanuit het niets een verzetsorganisatie helpt opbouwen én uit handen van de Duitsers moet zien te blijven, is hij een en al koelbloedigheid. Wilhelmina beloonde hem dan ook met de Militaire Willemsorde, en benoemde hem tot een van haar adjudanten. Op onderstaande foto, genomen op 2 mei 1945, staat Tazelaar links, naast de andere adjudanten Rie Stokvis en Erik Hazelhoff Roelfzema.
Wat deze biografie vooral interessant maakt, is dat hij meer biedt dan alleen het oorlogsverhaal. Laurentius beschrijft ook Tazelaars jeugd in Nederlands-Indië en, nog interessanter, zijn leven na de oorlog. Dat laatste kun je het beste een tranendal noemen, maar dan wel op enig niveau. Aan de oorlog hield Peter meerdere trauma’s over, we zouden nu spreken van PTSS, een posttraumatische stressstoornis. Dat uitte zich in een gevoel van rusteloosheid en het niet kunnen onderhouden van persoonlijke, emotionele banden. Hij trouwde viermaal, alle vier de huwelijken liepen uit op een scheiding. Hij had vrijwel voortdurend werk, zelfs op exotische oorden als Singapore of de Antillen, maar nooit voor lang: hij had een probleem met het accepteren van autoriteit. En hij dronk flink, dagelijks twee flessen whisky. Ook rookte hij als een schoorsteen. Die persoonlijke neergang brengt Laurentius met mededogen in beeld.In 1970 publiceerde Hazelhoff Roelfzema zijn langverwachte memoires over de oorlog, onder de pakkende titel ‘Soldaat van Oranje’. Het bleek een heldenverhaal, maar met gevoel voor literaire middelen geschreven. Met andere woorden: het las als een roman. En het werd een klassieker. Erik was zo netjes geweest om ieder van zijn oorlogskameraden die in het boek een plaatsje kregen de passages waarin zij voorkwamen voor te lezen. Dus was niemand bij verschijnen van het boek verrast. Maar bij de film, die uitkwam in 1977, was dit natuurlijk niet mogelijk. Bovendien knutselden Verhoeven en scenarioschrijver Gerard Soeteman flink aan het verhaal, een film stelt andere eisen dan een boek. Een van de gevolgen daarvan was dat Tazelaars personage samensmolt met twee andere, een drie-eenheid door Krabbé gespeeld als Guus Lejeune. Peter kreeg vanzelfsprekend een uitnodiging voor de première, die zou worden bijgewoond door de koningin en de prins. Hij ging, maar wel met enige huivering. Om, toen hij de enorme oploop voor het theater gewaarwerd, zich om te keren en zich in een naburig café te bedrinken. Hij kon veel aan, maar dit niet.
De film bracht een discussie op gang over de titel ‘Soldaat van Oranje’. Laurentius gaat daar uitvoerig op in, mede omdat het onderwerp raakvlakken heeft met Tazelaars verwerking van zijn belevenissen tijdens de oorlog. Vrijwel iedereen beschouwde, min of meer logisch, Erik als de Soldaat van Oranje. Hij was ook degene die bij de première van de film een minutenlange, staande ovatie kreeg. Maar wat dan met die talloze anderen die hun leven hadden gewaagd? Zoals Tazelaar. En degenen die het niet overleefden, zoals de vele tientallen agenten die het slachtoffer werden van het zogenoemde Englandspiel? Zou de titel niet eerder ‘Een soldaat van Oranje’ moeten zijn? Erik zat hier soepel in, hij zou niet dwars gaan liggen. Maar de titel bleef zoals die was, besloten regisseur en producenten.Op latere leeftijd woonde Peter in het zuiden van Frankrijk, in een klein dorpje aan de Middellandse Zee. In Frankrijk waren oorlogsveteranen, ook niet-Franse, in die tijd vrijgesteld van het betalen van belasting, vandaar. Ieder jaar bracht Erik hem daar een bezoekje, bevriend waren ze altijd gebleven. Maar opeens, begin ’90, trof Erik hem daar niet meer aan. ‘Hij is vertrokken’, schreef hij in zijn dagboek. Zonder afscheid te nemen. Een man alleen.
Foto bij Spitfire: Erik Hazelhoff Roelfzema en Peter Tazelaar, 1976, Vliegveld Valkenburg
Victor Laurentius / Spion in smoking. Het intrigerende levensverhaal van Engelandvaarder en geheim agent Peter Tazelaar / 448 blz / Alfabet Uitgevers, 2025 //
Luisterboek, voorgelezen door Frank Rigter / 12 uur en 49 minuten / Alfabet Uitgevers, via Storytel