donderdag 4 november 2021

Talk to Me

Sinds Charles Darwin verkondigde dat wij mensen een gemeenschappelijke voorouder delen met (mens)apen, en de chimpansee en bonobo als het ware onze verre neefjes en nichtjes zijn, zijn wetenschappers gefascineerd geweest door deze link. Een van de ideeën die daarbij ontstond was dat het misschien mogelijk zou zijn om delen van het gat dat de mensen nu scheidt van de  (mens)apen te slechten. Om beiden dichter bij elkaar te brengen, bijvoorbeeld door onderlinge communicatie mogelijk te maken. Zo startte in de jaren zeventig een groepje gedragspsychologen aan de Columbia University een project waarbij een jonge chimpansee – ze noemden hem Nim - gebarentaal werd geleerd. Hij groeide op bij een gezin in huis zodat hij die mensen  echt zou beschouwen als zijn opvoeders en de door hen gegeven training zou accepteren. Het lukte weliswaar om Nim flink wat woorden te leren, maar het stadium waarin hij zelfstandig een samenhangende zin kon formuleren bleek een brug te ver. En die losse woorden in gebarentaal gebruikte hij uitsluitend om te bedelen om voedsel of een spelletje. Niet bepaald een wetenschappelijke doorbraak, dus. Toen Nim wat ouder werd, ontstonden er gedragsproblemen. Wanneer hij zijn zin niet kreeg werd hij al snel agressief, beet dan zijn verzorgers en gebruikte in toenemende mate zijn lichaamskracht om ze onder druk te zetten. Na enkele jaren werd het project stopgezet.

Zo’n verhaal is op het lijf geschreven van T.C. Boyle, die al zo’n twintig romans en een handvol verhalenbundels lang excelleert in het reconstrueren van dergelijke sappige geschiedenissen uit het Amerika van de twintigste eeuw. Hij nam al eerder wetenschappelijke projecten onder de loep, zoals die van gezondheidsgoeroe John Harvey Kellogg (die van de muesli), de seksuoloog Alfred Charles Kinsey en de architect Frank Lloyd Wright. 

Boyle volgt in Talk to Me het historische ‘script’ van het onderzoeksproject in grote lijnen, zijn verbeelding doet de rest. Leiding aan het project, dat zich bij hem afspeelt aan een universiteit in het zuiden van Californië, geeft Guy Schermerhorn, een jonge en ambitieuze psycholoog. Hij woont met de chimpansee, die hier Sam heet, in een vrijstaand huis van de universiteit, net buiten de stad. Sinds zijn vriendin er vanwege Sam vandoor is gegaan, wordt het dier verzorgd door student-assistenten. Heel gestructureerd gaat het er daarbij niet aan toe, Sam vindt ook niet alle jongens en meisjes even aardig. Bovendien gaat wat voedsel betreft zijn voorkeur uit naar pizza’s – hij wordt lastig wanneer dat niet op tafel komt – en drinkt hij daarbij graag een glas wijn. De situatie verbetert wanneer de eerstejaars studente Aimee zich aanmeldt. Zij zag Guy en zijn aap in een televisieprogramma en voelde direct de drang om opgenomen te worden in het project. Aimee heeft een heel zachtaardig karakter en dat heeft effect op Sam. Hij is als was in haar handen – Guy trouwens ook, ze krijgen een verhouding.

Het project vordert gestaag, maar in een uitermate traag tempo en met veel onvoorziene terugvalmomenten. Indrukwekkende resultaten blijven uit. Wanneer de financier van het project, de wetenschapper en ondernemer Dr. Moncrieff, de stekker uit het project dreigt te halen en Sam terugeist, komt Aimee in actie. Wat volgt is een dolle vlucht door het westen en midden van het land, waarbij Aimee en Sam op de hielen worden gezeten door Guy, Moncrieff én de politie. 

Wat Boyle beschrijft is in feite een wetenschappelijk project dat uit de bocht aan het vliegen is. Een project dat niet goed is onderbouwd en gestructureerd. Een project dat misschien wel als belangrijkste doel heeft om de wetenschappelijke carrière van Guy en de 'apenfarm’ van Moncrieff een boost te geven. Een project ook waarvoor het universiteitsbestuur vooral uit eigenbelang toestemming heeft gegeven, in de hoop dat het wetenschappelijke succes op het instituut zal afstralen. De termen 'ethiek’ en 'dierenwelzijn' neemt niemand in de mond.

De plot is onderhoudend, verrassende wendingen zijn er in overvloed en Boyle’s schrijfstijl is als altijd genieten. Maar levert hij ook kritiek, is dan de vraag. Neemt hij stelling? Bij een onderwerp als dit zou je dat wel verwachten. Hij doet dat inderdaad, maar verpakt dat heel subtiel. Hij kiest gaandeweg de zijde van Aimee, de goede fee die het beste voorheeft met Sam. Moncrieff en ook Guy laten hun eigenbelang prevaleren boven de idee van het project, hen schildert hij af als wat platte karakters. Maar mooier nog is de vondst van de vertelstemmen. Dat zijn er drie, die om de beurt een hoofdstuk voor hun rekening nemen: Guy, Aimee en … Sam. Het is lang geleden dat ik een roman las waarin apen de rol van verteller vervulden (Great Apes van Will Self, 1997), maar hier werkt het uitstekend. De verwarring, pijn en kwetsbaarheid van Sam krijgen zo een mooi podium. In zijn eigen woorden. Waarmee de onderlinge communicatie toch tot stand is gekomen. 

T.C. Boyle / Talk to Me / 294 blz / Bloomsbury Publishing, 2021

[Nederlandse editie: Praat met mij]