Het verhaal is heel simpel. Viktorien, een vrouw van omstreeks veertig koopt van twee oude dames een camping in het bos. Als een soort van wraakactie op Ode, haar voormalige partner, die kanker overwon maar vervolgens Viktorien aan de kant zette. Een camping runnen was ooit een droom van Ode, die Viktorien haar nu afneemt. Vanaf het voorjaar stromen de gasten binnen. Wortel beschrijft er een tiental, allemaal mensen die om de een of andere reden even uit beeld willen of moeten zijn. Onder hen ook Igor, een commando die door de Landmacht even op non-actief is gezet. En ook de enige die de camping heel bewust uitgezocht, omdat hij van daaruit de schoten en ander gevechtslawaai van het naburige militaire oefenterrein kan horen.
Op zich niet onaardig, die beschrijvingen. Maar als geheel wat stuurloos. Tot het laatste hoofdstuk, waarin Wortel met een knaleffect – of eigenlijk, meerdere knaleffecten – het verhaal afrondt. Waarom op die manier? Ze geeft weliswaar een karige verklaring, maar die is er voor mijn gevoel wel echt met de haren bijgesleept. Ze helpt daarmee haar eigen roman om zeep. Een boekje om te vergeten.
Maartje Wortel / Camping / 237 blz / Prometheus, 2024