dinsdag 10 januari 2023

Over Vestdijk

Op een ochtend in januari 2020 stuurde Kees ´t Hart een mailtje aan Maarten ´t Hart – geen familie – met een vraag over een foto van Simon Vestdijk. Twee mailtjes later, aan het begin van de middag op diezelfde dag, hadden ze afgesproken een briefwisseling over de schrijver uit Doorn te beginnen. Maarten, bij wie dat idee opkwam, formuleerde het als volgt: ‘Aan Vestdijk denkende dacht ik opeens: kunnen wij niet een briefwisseling beginnen over Vestdijk? Hoe je het onderging om de allereerste Vestdijk te lezen (Rumeiland was dat in mijn geval)  en hoe je maar doorlas, jaar in, jaar uit, steeds uitkijkend naar nieuw werk, en hoe je door Vestdijk bij andere schrijvers (Faulkner!) en dichters (Emily Dickinson) uitkwam, bij Ter Braak en Du Perron, en in mijn geval ook bij allerlei componisten. Hoe je, kortom via de rode loper die Vestdijk uitrolde de letteren en de muziek ingevoerd werd.’ Afgaande op de datering – tenzij die later is gemanipuleerd – verstuurde Maarten nog diezelfde dag de eerste mail aan Kees.

Een aardig idee, en een project waar twee schrijvers op leeftijd, beide geboren in 1944, die op dat moment geen boek op stapel hadden staan hun tanden in kunnen zetten. Ze zijn vertrouwd met het oeuvre van Vestdijk - Maarten iets meer dan Kees - dus zouden ze vrij veel brieven min of meer uit de losse pols kunnen schrijven. Dat laatste blijkt gaandeweg toch wel een beetje tegen te vallen. Vooral Kees begint al vrij snel aan een best indrukwekkende inhaalrace, leest zo te zien meerdere romans van Vestdijk per week. En hij ontdekt ook Vestdijks doorwrochte essays. Dat hij er energie in moet stoppen, komt zijn brieven wel ten goede: hij graaft wat dieper, vraagt zich vaker iets af. De brieven van Maarten zijn inhoudelijk wat lichter, soms op het babbelende af, en het lijkt af en toe alsof hij zijn welbekende stokpaardjes afdraait.

Het aardige van deze bundeling is dat je als lezer een inkijkje krijgt in het oeuvre van Vestdijk, maar eveneens in de persoonlijkheid en het schrijverschap van Kees en Maarten. Zo blijkt Maarten in een ver verleden van plan geweest een biografie van Vestdijk te schrijven. Wat niet doorging, omdat hij opzag tegen het contact met Vestdijks weduwe Mieke en al die andere ´Vestdijkvrouwtjes´, zoals zijn uitgever Martin Ros ze graag noemde. En komt Kees met een doorwrochte analyse van enkele teksten van Maarten waaruit blijkt dat die als schrijver flink schatplichtig is aan Vestdijk. Dat sluipt er haast vanzelf in, zou je denken, wanneer je diens verzamelde romans (52!) meermaals leest. Ook het inkijkje dat ze elkaar geven over hun werkwijze is aardig.

Maar beklijft deze bundeling? Voor mij niet al te lang, denk ik, daarvoor oogt het teveel als een tussendoortje. Ofschoon er grappige opmerkingen worden gemaakt – ‘Harry Mulisch was een praalwagen van eigendunk’- of heel opmerkelijke. Wanneer het gaat over hun idool en de vrouwen, komen vanzelfsprekend Henriëtte van Eyk en Ans Koster voorbij. De eerste was jarenlang zijn minnares, de laatste was de vrouw met wie Vestdijk vanaf 1935 samenwoonde, die zijn hele leven regelde, en waarschijnlijk nog veel meer voor hem was. Iedereen schrijft over de relatie tussen Vestdijk en Ans, niemand kan er met zekerheid de vinger op leggen. Bij dit onderwerpje liggen de literaire biografie en de roddeljournalistiek dicht bij elkaar. Kees en Maarten stellen en passant vast dat de relatie Vestdijk-Ans Koster veel weg heeft van die tussen Wolfgang von Goethe en Christiane Vulpius. Die had ik nou niet zien aankomen…

De briefwisseling  omvat 67 brieven. Zo omstreeks brief nummer vijftig bekroop me het gevoel dat de inspiratie aan het opdrogen was. Alles wat er te zeggen viel, was wel zo’n beetje gezegd. Dat vonden de heren zelf ook en op 20 augustus, op de dag af zeven maanden na de eerste brief, schreven ze elkaar voor het laatst. 

Kees ’t Hart & Maarten ’t Hart / De toetssteen. Brieven over Vestdijk / 343 blz / Nijgh & Van Ditmar, 2021