maandag 22 augustus 2022

Voor zijn tachtigste

In de aanloop naar 30 april 2020 verzocht uitgeverij Atlas Contact 26 vrienden en relaties van Jeroen Brouwers om een bijdrage aan een feestbundel. Brouwers zou op die dag tachtig worden, een mijlpaal die je toch niet ongemerkt voorbij mag laten gaan. Zo´n feestbundel is een warme groet aan de schrijver en bovendien een mooie manier om zijn lezers en anderen erbij te betrekken. Succes verzekerd. Het resultaat, dat ik zojuist heb gelezen, is voor een groot deel geslaagd, ís inderdaad die warme groet, in veel gevallen op een stilistisch mooie manier gebracht. In de meeste gevallen, maar niet altijd. Ik had me nooit zo helder gerealiseerd dat zo´n bundel staat of valt met de boodschap die welgemeend is, met de anekdote die uit vriendschap wordt opgehaald. De bundel staat er vol mee, maar daarover later. Eerst die contribuanten, een handvol auteurs, die het niet helemaal hebben begrepen.

Ik hou het bij één voorbeeld. Want de kroon spant in dit opzicht A.H.J. Dautzenberg. Een volstrekt idiote bijdrage. Ergens rond 2005 spreekt Brouwers aan de universiteit van Groningen, een lezing die door zijn fan Dautzenberg wordt bijgewoond. Tijdens de afsluitende borrel benadert Dautzenberg zijn idool, maar wordt tijdens dat gesprekje afgeleid door de canule die in Brouwers´ luchtpijp is aangebracht. Schrijft daar vervolgens een column over. Dat doe je niet, lijkt me een basis fatsoensregel. Hij vervolgt zijn bijdrage met Brouwers´ weigering, in 2007, de Prijs der Nederlandse Letteren in ontvangst te nemen, vanwege het lage geldbedrag. Met een verwijzing naar zijn eigen krappe financiële veegt Dautzenberg de vloer aan met Brouwers’ ‘elitaire’ standpunt in deze. Mooi gezegd, maar zoiets poneer je alleen maar op basis van de feiten. En daar mist Dautzenberg toch iets. Brouwers’ beslissing de prijs te weigeren was niet uitsluitend gebaseerd op het in zijn ogen veel te lage prijzengeld. Dat dit bedrag in geen verhouding stond met de veel hogere kosten die werden gemaakt voor de organisatie van de toekenning van de prijs stak Brouwers nog veel sterker, hij ervoer dat als een belediging. Dat is een wezenlijk deel van Brouwers’ argumentatie. Zie Sisyphus’ bakens, het venijnige en briljante feuilleton dat Brouwers aan de kwestie wijdde. Dat mist Dautzenberg. Hij mag dan een schrijver zijn, zorgvuldig lezen is blijkbaar niet zijn beroep. 

Om het af te ronden: schrijven is misschien ook niet echt Dautzenbergs professie. Zijn bijdrage aan het album amicorum is zes bladzijden lang. Toch een mooie lengte voor een kleine, afgeronde tekst. Niets daarvan. Zes bladzijden - in literair opzicht - gepruts. Trefwoord: onsamenhangend. 

Nu ik dit kwijt ben, de rest. Daar zitten hele mooie teksten bij. Van vrienden in het boekenvak, vaak heel persoonlijk. Van een journalist als Margot Vanderstraeten die hem kortgeleden interviewde, een fotograaf als Stephan Vanfleteren die hem driemaal op de plaat zette, van de acteur Dirk Roothooft die bij de toneelopvoering van Bezonken rood in het Franse Saint-Nazaire een bizarre maar heel emotionele ervaring had, van Cherry Duyns die met Brouwers lang gelden een documentaire maakte over De laatste deur. Heel bijzonder is een bijdrage over Geert van Oorschot van de hand van diens biograaf Arjen Fortuin. En de bijdrage van Maarten ’t Hart? Tja, die is zoals Maarten ’t Hart is, en steeds meer wordt.

Ik las de bundel, ondanks de enkele stoorzender – laat ik de volstrekt onbegrijpelijke bijdrage van Astrid Roemer vooral niet vergeten – met genoegen. Ben benieuwd wat het feestvarken ervan vond.

Aan een karakter. Brieven aan Jeroen Brouwers / 182 blz / Atlas Contact, 2020