zondag 7 augustus 2022

De zomer van Jeanne

Het zal je als kunstenaar maar gebeuren: je bent een kleine dertig jaar geleden overleden, je naam roept bij de gemiddelde Nederlander nauwelijks meer herkenning op en je werk wordt – afgezien van het museum in Zutphen, maar daarover later – vrijwel nergens meer getoond. En dan ineens, in de zomer van 2022, wijden maar liefst vijf musea tegelijkertijd een tentoonstelling aan je en zetten die onder een gezamenlijke noemer in de markt: De zomer van Jeanne. In Zutphen, Almen, Heerenveen, Maassluis en Fochteloo kan de bezoeker nog enkele weken of maanden kennismaken met de verschillende onderdelen van het oeuvre van Jeanne Bieruma Oosting (1898-1994). Ik bezocht twee locaties, Maassluis en Zutphen. Die bieden samen al een mooie doorsnee van dit kunstenaarschap. 

De plotselinge belangstelling is te danken aan Jolande Withuis. Zij publiceerde eind vorig jaar de biografie Geen tijd te verliezen. Jeanne Bieruma Oosting 1898-1994. Withuis, sociologe, is tevens een ervaren biograaf. In 2016 verscheen van haar hand de veelgeprezen biografie van koningin/prinses Juliana, enkele jaren geleden publiceerde ze Raadselvader. Schrijvend aan de biografie van Jeanne realiseerde Withuis zich dat haar boek en een tentoonstelling elkaar zouden kunnen versterken. Dat simpele idee groeide uit tot een veelomvattend project.

Jeanne Bieruma Oosting was van chique Friese komaf. Haar moeder was een barones van Harinxma thoe Slooten, haar vader een Bieruma Oosting. Zij bezaten uitgestrekte buitens als Lauswolt en de Harinxmastate bij Beetsterzwaag en Oranjestein bij Heerenveen. Het grootste deel van haar jeugd bracht Jeanne door op kasteel De Cloese bij Lochem. Haar ouders waren zich maar al te zeer bewust van hun stand, familiegeschiedenis en de onuitgesproken verplichting hun manier van leven door te geven aan hun nazaten. Voor een jonge vrouw als Jeanne betekende dit een goed huwelijk sluiten en kinderen krijgen. Dat zij zou willen studeren, een vak leren en werken voor haar inkomen was in de beleving van haar ouders ondenkbaar. En toch wilde Jeanne dat. Al op heel jonge leeftijd toonde zij talent voor tekenen. Ze zwierf door de tuinen en uitgestrekte landgoederen rondom de buitens en legde alles vast dat haar fascineerde.

Toen ze zestien werd gaf ze aan dat zij graag een kunstopleiding wilde volgen. Even vanzelfsprekend was het dat haar ouders, en vooral haar vader, hier tegen waren. Dat zijn dochter deel zou gaan uitmaken van het kunstenaarsmilieu, zou omgaan met losbandige types, was uitgesloten. Jeanne volhardde, spande de juiste mensen voor haar karretje, en slaagde. Haar vader gaf toestemming, maar uitsluitend voor een korte periode. Dit patroon zou zich gedurende de volgende jaren herhalen, steeds kreeg zij na gesmeek toestemming om in de leer te gaan bij een tekenaar, schilder of bij een academie, maar steeds was het weer eindig. Binnen een jaar was zij dan weer terug bij af, leefde het gezapige leventje van de landadel. Maar het leerjaar dat ze in 1920 doorbracht bij Albert Roelofs – zoon van de bekende Haagse School schilder Willem Roelofs – betekende een keerpunt. Hij wist haar artistieke rust bij te brengen, maakte haar zekerder over haar werk. Na het jaar bij hem bleef ze dan ook zelfstandig wonen, haar vader kon doodvallen. Al moest hij natuurlijk wel financieel bijspringen …

Withuis heeft grondig onderzoek verricht, sprak ook veel vrienden van Jeanne en kenners van haar werk. Ze analyseert het vroege werk helder, zoals ze dat ook doet met betrekking tot het grote project in het leven van Jeanne: haar vertrek naar Parijs. Daartoe besloot zij in 1929. In Nederland kon zij weinig meer opsteken, in het kloppend hart van de kunstwereld dat Parijs in die jaren was, zocht zij naar de verdieping van haar kunst. Op de rand van armoe maar gedreven bezocht ze ateliers, knoopte contacten aan met kunstenaars en bracht dagen door in musea. Een inhaalslag. Ze ontmoette Pablo Picasso en zou hem de rest van haar leven bewonderen om zijn houding. Bij de Engelse graficus Bill Hayter bekwaamde ze zich in vernieuwende grafische technieken, waarin ze vanaf dan zou excelleren en dat terugkijkend misschien wel het meest wezenlijke deel van haar oeuvre is geworden. In haar onverwarmde atelier, met in de winter een extra ´wolletje´ aan, experimenteerde ze, op zoek naar de juiste expressie, op zoek naar zichzelf. In Parijs zouden in de jaren dertig haar meest persoonlijke werken ontstaan. Zelfportretten waarin ze haar ziel ontbloot, reeksen gewaagde litho´s waarin haar liefde voor de vrouw tot uiting komt.

Jeanne werd 96 jaar oud. Zou na die Parijse periode nog een halve eeuw werkzaam zijn, voornamelijk in Amsterdam. Zou zichzelf van tijd tot tijd nog vernieuwen. Zou na het overlijden van haar ouders een rijke vrouw blijken te zijn. Kocht van die erfenis in Almen een vrijstaand historisch huis met een grote tuin, waarin ze geheel naar haar wensen een atelier liet bouwen. De geestelijke onafhankelijkheid die zij had bevochten werd nu ook een materiële. 

In de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog voerde de abstracte kunst de boventoon,  overvleugelde de figuratieve kunst. Dat gold in zekere mate ook voor Jeanne, ofschoon zij in deze jaren wel al werd beschouwd als een Grande Dame. Ze beschikte over een groot netwerk, deed meerdere tentoonstellingen per jaar en de verkoop van haar werk liep goed. Maar toen een groepje figuratieve kunstenaars onder leiding van de vermogende kunstliefhebber Henriette Polak haar eind jaren zestig benaderde met een plan voor de oprichting van een museum voor figuratieve kunst, steunde ze dat initiatief van harte, ook financieel. En toen dat in de laatste fase van de realisatie nodig bleek, was ze opnieuw zeer gul. Ze moest in haar eigen woorden ‘een fikse financiële veer laten’, maar ze had het er voor over. In 1975 opende in Zutphen het Museum Henriette Polak, dat uitsluitend figuratieve kunst toont. 

Jeanne koos al jong voor een leven als kunstenaar. Gooide zich daar met hart en ziel in. Tijd aan iets anders besteden, bijvoorbeeld aan een partner of een gezin, zag ze niet zitten. Dat zou beslist ten koste gaan van de kunst, meende zij. In een documentaire die bij de tentoonstelling wordt getoond, wordt zij op hoge leeftijd geïnterviewd terwijl zij aan het werk is. Een eigengereide vrouw, kortaf, uitgesproken meningen. Wanneer haar wordt gevraagd waarom zij niet trouwde, antwoord ze dat ze dan kostbare tijd had moeten opofferen: ‘Want een man kan je niet naar bed sturen met een reep chocolade’. 

Withuis schreef een biografie die Jeanne tot leven brengt. Haar artistieke keuzes, haar persoonlijkheid, haar gevoelsleven, de aanzetten tot enkele mislukte relaties, je gaat er als lezer iets van doorgronden. Omdat Jeanne´s leven zich voltrok parallel aan de emancipatie van de vrouw, vormt haar verhaal ook een mooi tijdsbeeld. Dat is Withuis wel toevertrouwd.

Jolande Withuis / Geen tijd te verliezen. Jeanne Bieruma Oosting 1898-1994 / 477 blz / De Bezige Bij, 2021

De tentoonstellingen zijn te zien in: Museum Henriette Polak, Zutphen / Museum Maassluis, Maassluis / Museum Belvédère, Heerenveen / Nobilis Centrum voor Prentkunst, Fochteloo / Museum STAAL, Almen