donderdag 12 mei 2022

Het Rampjaar in brieven

Wie vandaag de dag Kasteel Amerongen binnenloopt, zal zich misschien niet realiseren dat dit imposante bouwwerk zijn bestaan dankt aan het Rampjaar. Het ´enige echte´ rampjaar welteverstaan, 1672. Het jaar waarin de Republiek der Nederlanden werd aangevallen door het Frankrijk van Lodewijk XIV, geholpen door Engeland en de bisdommen Keulen en Münster. Het jaar ook waarin de bevolking, in paniek geraakt door de dreigende nederlaag, raadspensionaris Johan de Witt de schuld in de schoenen schoof van de situatie en hem en diens broer Cornelis voor de deur van de Haagse Gevangenpoort afslachtte. En het jaar waarin  Oranje weer aan de macht kwam. Dat de jonge prins Willem III – als militair onervaren maar een snelle leerling - door het onder water zetten van de Hollandse Waterlinie het immense leger van de vijand voorlopig buiten de westelijke provincies wist te houden, bezorgde hem een grote populariteit. Met de successen  van de stadhouder te land, en die van Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp ter zee, veranderde de ‘blitzkrieg’ al snel in een patstelling en vervolgens in een militaire en financiële uitputtingsslag voor alle partijen. Met de Vrede van Nijmegen zou in 1678-’79 de ‘Hollandse Oorlog’ tenslotte na lange onderhandelingen worden beëindigd.

Dit verhaal is al vaak verteld. Soms zo versimpeld dat de indruk ontstaat dat Johan de Witt de boeman is en Willem III de redder in de nood. Daarom is het fijn dat ter gelegenheid van de 350ste herdenking van het jaar een van de beste boeken over het onderwerp is herdrukt: Rampjaar 1672, geschreven door Luc Panhuysen. Voor het eerst verschenen in 2009, is dit alweer de twaalfde druk. 

Het bijzondere van Panhuysens boek is dat hij het verhaal laat vertellen door drie ooggetuigen: Godard Adriaan van Reede, diens echtgenote Margaretha Turnor en hun zoon Godard. De laatste is bij aanvang van de oorlog kolonel in het Staatse leger. Zijn vader is  ambassadeur, de term die indertijd werd gebezigd voor een topdiplomaat, in dienst van de Staten-Generaal. De duizenden brieven die zij aan elkaar en aan Margaretha schrijven zijn grotendeels bewaard gebleven en berusten nu in het Utrechts Archief. De zoon schreef zijn brieven vanuit verschillende locaties aan de frontlinie, de vader vanuit de standplaatsen waar hij naartoe werd gestuurd, onder andere uit Berlijn en Hamburg. Margaretha bewaakte in deze woelige tijden het thuisfront: Kasteel Amerongen. En trok achtereenvolgens naar Amsterdam en Den Haag toen het front dat oude familiebezit te dicht naderde.

De inhoud van de brieven is vaak emotioneel. Niet vreemd gezien de omstandigheden. Margaretha moet toezien hoe het leven van de dorpelingen van Amerongen steeds lastiger wordt, ziet zich genoodzaakt langzamerhand haar hele huisraad in te pakken voor transport naar het westen en ondervindt, eenmaal zelf op de vlucht naar Amsterdam, hoe het land door de oorlogshandelingen en het onder water zetten van grote gebieden in complete chaos verkeert. Intussen is ze door de soms moeizame postbezorging slecht op de hoogte van de actuele ontwikkelingen aan het front, waar haar zoon zijn leven lang niet altijd zeker is. Die zoon, Godard, laat af en toe doorschemeren dat aanstaande schermutselingen zo risicovol zijn dat hij inschat dat het weleens zijn laatste zouden kunnen zijn. De vader, Godard Adriaan, bevindt zich als ambassadeur meestal in relatief veilige omstandigheden aan een Brandenburgs hof waar het goed toeven is. Zijn brieven gunnen ons een kijkje achter de schermen van de diplomatie. Het is zijn taak de keurvorst van Brandenburg te overreden zich bij het Hollandse kamp aan te sluiten, wat hem uiteindelijk – een belangrijke doorbraak - ook lukt. Pas wanneer de keurvorst verlangt dat Godard Adriaan daadwerkelijk meegaat op de militaire campagne zal hij iets proeven van de barre omstandigheden waaronder oorlogen indertijd werden uitgevochten. Middels dit drieluik aan brieven gunt Panhuysen je een heel brede en vooral persoonlijke blik op de gebeurtenissen. 

Bij het gebruik van brieven als bronnen stuit je soms op informatie die de officiële geschiedschrijving niet haalt. Verreweg het aardigst vond ik in dit opzicht een passage in een brief van Godard Adriaan aan Margaretha, uit de zomer van 1672. Godard Adriaan bevindt zich dan tussen twee klussen in in zijn huis aan de Haagse Kneuterdijk. En passant vertelt hij dat hij die middag zijn buurman tegen het lijf liep, Johan de Witt, die herstellende was van een kort daarvoor op hem gepleegde aanslag. En dat zij urenlang met elkaar de politieke situatie doornamen. Daar had je toch bij willen zitten …

In diezelfde zomermaanden, op 2 augustus om precies te zijn, lukt het Godard Adriaan en Margaretha om van de Staten-Generaal een ‘Acte van Indemniteit’ los te krijgen. Een voorzorgsmaatregel waarmee zij, indien hun kasteel door de oorlogshandelingen zou worden beschadigd of verwoest, na afloop van de oorlog een financiële tegemoetkoming in de schade kunnen claimen. Van die vooruitziende actie maken ze na de oorlog dan ook dankbaar gebruik om hun platgebrande kasteel te vervangen door het statige, kolossale huis dat er nu staat.

Soms zou je de brieven waaruit Panhuysen citeert, zelf willen zien en lezen. Ter versterking van het gevoel van authenticiteit waarvan het boek sowieso al is doordrenkt. En laat dat nu nét kunnen. Kasteel Amerongen organiseert ter gelegenheid van het  herdenkingsjaar de tentoonstelling Goet en Bloet. De originele brieven en tal van objecten vertellen daarin het verhaal van een gezin in het rampjaar, een familie die haar eeuwenoude kasteel verloren zag gaan maar er een nieuw, ontworpen naar de laatste mode, voor neerzette.

Luc Panhuysen / Rampjaar 1672. Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte / 476 blz / Atlas Contact, 2009 (12de druk 2022)