dinsdag 12 oktober 2021

Een Grote Nederlander

In 2004 organiseerde de KRO de verkiezing van de Grootste Nederlander aller tijden. Er was een longlist, een shortlist en er waren tien bekende Nederlanders die ieder als ambassadeur optraden voor een van de tien genomineerden op die shortlist. Na tien uitzendingen vol hartstochtelijke pleidooien mocht het volk stemmen. Door een technisch mankement leek Pim Fortuyn in eerste instantie de winnaar, later bleek Willem van Oranje toch meer stemmen te hebben behaald. Achter hen beiden volgden Willem Drees, Antoni van Leeuwenhoek en Desiderius Erasmus.

Wat maakt zo’n verkiezing nu duidelijk? In de eerste plaats dat het een ondoenlijke opgave is om ‘grootheid’ te meten. De genomineerden verschillen zo sterk van elkaar met betrekking tot zaken als de tijd waarin ze leefden en de reden waarom ze door ons herinnerd worden dat het is als het vergelijken van appels met peren. Want waarom eindigt Willem van Oranje bovenaan en staat Erasmus maar op de vijfde plaats? Is dat omdat er meer stemmers zijn die het waarderen dat de ‘Vader des Vaderlands’ de Spanjaarden een pak slaag verkocht dan stemmers die warm worden van het intellectuele geweld van onze grootste denker? De vraag stellen is hem beantwoorden. 

Erasmus had in de bevlogen Herman Pleij een uitstekende ambassadeur. Die vijfde plek is zeker deels op diens conto te schrijven. Diezelfde bevlogenheid vond ik onlangs opnieuw in een van de mooiste biografieën die ik in lange tijd heb gelezen. Historica Sandra Langereis, bekend van haar eerdere biografie over de Antwerpse drukker en uitgever Christoffel Plantijn (2014), schetst in Erasmus dwarsdenker het leven van de humanist en filosoof, zijn gedachtegoed én zijn wereld. Erasmus overleed bijna vijfhonderd jaar geleden, maar het lukt Langereis om je als lezer thuis te laten voelen in die lang vervlogen tijd. Toen ik met deze dikke pil de boekhandel uitstapte, had ik het gevoel mezelf flink wat huiswerk te hebben bezorgd, maar tijdens het lezen wordt je al snel het verhaal ingezogen en een kleine achthonderd bladzijden later ben je bijna bedroefd dat het alweer voorbij is. Dat is knap gedaan.

Langereis staat uitgebreid stil bij de jonge jaren van Erasmus, de periode waarin het fundament werd gelegd voor een bestaan als denker en wetenschapper. Centraal daarin staat zijn jarenlange verblijf  in een klooster te Stein, in de buurt van Gouda. Hij kwam daar terecht nadat zijn vader overleed en zijn voogd koos voor deze gemakkelijke oplossing. Erasmus zou er een levenslange hekel tegen zinloze rituelen aan overhouden, maar ook een niet te stoppen leeshonger, aangekweekt in de kloosterbibliotheek. In dat klooster nam hij ook het besluit zijn leven door te brengen als onafhankelijk onderzoeker, als auteur, als vrij man. Dat zou betekenen dat hij zich gedurende zijn leven nergens voor lange tijd zou vestigen, hij verbleef dáár waar dat op dat moment voor zijn studie of zijn schrijven optimaal was. 

Wie Erasmus zegt, zegt Lof der Zotheid, de eerste associatie die bij velen zal opkomen. In dit satirische betoog uit 1511 waarin de godin Zotheid een lofrede op zichzelf houdt, gaat Erasmus flink tekeer tegen misstanden in de Rooms-Katholieke Kerk en tegen haar vertegenwoordigers, de schijnheiligen en baantjesjagers. Hij schreef het deels tijdens een lang verblijf in het Londense huis van Thomas More. De lichte toon en de scherpe inhoud maakten van het kleine boekje van nog geen honderd bladzijden een bestseller. De reactie van lezers wordt mooi geïllustreerd door de scherpe tekeningetjes die Hans Holbein de Jonge in de marge van zijn eigen exemplaar neerkrabbelde. Langereis duidt niet alleen het ontstaan en de betekenis van de Lof, maar parafraseert tevens in een tiental bladzijden de inhoud. Heel handig voor wie het nog niet las. 

Een eerdere bestseller, tien jaar daarvoor, was de uitgave van de Adagia, een verzameling spreekwoorden en gezegden uit de antieke oudheid die Erasmus tijdens zijn jarenlange lectuur van de antieke schrijvers in bibliotheken bijeen sprokkelde. Hij zou het populaire boekje tijdens zijn leven meerdere malen uitbreiden, waardoor het steeds opnieuw bleef verkopen.

In de eerste decennia van de zestiende eeuw mocht Erasmus dan wel de bestverkopende schrijver zijn, veel geld hield hij er niet aan over. De winst van een publicatie was in die tijd voor de drukker/uitgever, de man die het risico nam. De auteur kreeg op zijn best een kist met boeken die hij aan relaties kon schenken of verkopen. Ook het auteursrecht bestond nog niet, met als gevolg dat van Erasmus’ werken overal in Europa piratenedities verschenen. Hij zag dat met lede ogen aan, maar kon er niets tegen doen. Dit had ook tot gevolg dat zijn financiële situatie lange tijd zorgelijk was. Hij verdiende bij tijd en wijle wat als docent aan universiteiten als Oxford, Cambridge, Parijs en Leuven, of als privaatdocent. Ook had hij enkele adellijke begunstigers, die hem soms wat toestopten, of werkte hij als secretaris van hoge geestelijken. Maar het was zijn ideaal om zelf een of meer kerkelijke ambten te bemachtigen – hij was immers tot priester gewijd - die hem enige bestaanszekerheid zouden verschaffen. De pogingen daartoe vormen een rode draad in zijn leven, bestaande uit een mengeling van nederige smeekbeden en frustratie.

Als humanist stelde Erasmus de vrijheid van de mens om te handelen en spreken zoals hij wil boven alles. Dit moest altijd en overal mogelijk zijn, zelfs binnen de christelijke kerk. Dat het geloof dan wel gebaseerd moest zijn op de juiste beginselen was een ander stokpaardje van hem. In dat licht bezien is de enorme inspanning te begrijpen die hij deed om het Nieuwe Testament, waarvan de tekst naar zijn mening talloze fouten bevatte, vanuit de Griekse oerhandschriften opnieuw naar het Latijn te vertalen. Het werd het grote project van zijn latere jaren. 

Langereis vertelt het verhaal van Erasmus, van zijn geboorte als onwettig kind in Rotterdam tot zijn overlijden in Bazel in 1536 als de door velen als grootste denker beschouwde humanist in detail, zonder de grote lijn en de context uit het oog te verliezen. Dat ze uitvoerig de dagindeling in het klooster te Stein beschrijft, of nog uitvoeriger het drukken van de schier eindeloze reeks van Erasmus’ boeken bij Johannes Froben in Bazel, of het omslachtige en gevaarlijke reizen door Europa in die dagen - om maar enkele voorbeelden te noemen – is wel heel perfectionistisch. Maar je krijgt daardoor wel een uitstekend beeld van de wereld waarin Erasmus leefde. 

We weten ook precies hoe Erasmus eruit zag. Daarvoor heeft Hans Holbein de Jonge wel gezorgd, door de portretten die hij van hem schilderde en de talloze kopieën die daarnaar werden vervaardigd. Langereis weerstond de verleiding een van deze prachtige portretten op de omslag van haar boek te plaatsen. Ze koos voor een recent portret, geschilderd door Neel Korteweg, waarop Erasmus is weergeven als een jongeman in een overhemd met klaprozen. De muts herinnert aan de traditionele weergave, de rest is verfrissend nieuw, én onverwacht. Dat tekent ook wel een beetje haar benadering bij het samenstellen van deze biografie.

Aan het begin van dit blogje stelden we vast dat het onmogelijk was historische personen met elkaar te vergelijken in het kader van een verkiezing. Maar op zondag 31 oktober aanstaande zal de biografie van Erasmus precies dát ondergaan: de verkiezing van de winnaar van de Libris Geschiedenis Prijs 2021. De shortlist bevat vijf titels. Het zou sneu zijn wanneer Erasmus opnieuw op de vijfde plaats eindigt. Maar ik heb goede hoop dat hij ditmaal wint. Of, wanneer Revolusi van David van Reybrouck met die eer gaat strijken, eervol tweede wordt. We gaan het zien.

Sandra Langereis / Erasmus dwarsdenker. Een biografie / 784 blz / De Bezige Bij, 2021