woensdag 25 november 2020

De keerzijde van het paradijs

Indonesië nam in het leven van Hella Haasse een bijzondere plaats in. Ze werd er geboren, bracht er een groot deel van haar jeugd door en in een handvol boeken probeert ze dat land, dat ze kent maar dat voor haar tegelijk ook ongrijpbaar blijft, te duiden. Daarvan zijn de novelle Oeroeg, dat in 1948 het boekenweekgeschenk was en de late roman Heren van de thee het bekendst. Ik las die roman in 1992, direct na het verschijnen. Dat deed ik toen, want de reeks met documenten onderbouwde historische romans die Haasse vanaf het midden van de jaren zeventig publiceerde hadden van mij een trouwe volgeling gemaakt. Dat is nu dus bijna dertig jaar geleden. Wat herinner je je er dan nog van? De sfeer, dat vooral. En dat het een ‘rustige’ roman was, niet een verhaal vol spectaculaire gebeurtenissen. Nu, bij herlezing, bleek dat te kloppen. Maar wat mij verraste was het inzicht dat Haasse aan de dag legt. Niet vreemd natuurlijk voor iemand die haar hele leven met Nederlandsch-Indië van doen heeft gehad, maar dat inzicht verweven met een historische geschiedenis, het verhaal van een handvol mensen van vlees en bloed, is knap. Soms is het herlezen van een boek niet minder leuk dan de eerste lezing.

Haasses hoofdpersoon heet Rudolf Kerkhoven. Hij is telg uit een familie van planters en kooplieden die carrière hebben gemaakt in Nederlandsch-Indië. Ook Rudolf is daartoe voorbestemd. Na zijn studietijd omstreeks 1870 te hebben doorgebracht in Nederland krijgt hij de leiding over een vervallen plantage ver van de ‘bewoonde wereld’ die hij weer tot bloei weet te brengen. Dat weet hij ook te bewerkstellingen met een tweede plantage. Inmiddels is hij getrouwd met Jenny Roosegaarde Bisschop en krijgen zij kinderen. Rudolf geniet van zijn succes, dat hij soms moet bevechten op de altijd aanwezige dreiging van een misoogst of plantziekte. Maar met het aanzien en de rijkdom groeit bij hem het besef dat die te vaak ten koste zijn gegaan van persoonlijk geluk. Bij Jenny is dat besef al veel eerder doorgedrongen. Het bezorgt haar aanvallen van depressiviteit.

Rudolf en Jenny hebben echt bestaan. Haasse had voor het schrijven toegang tot persoonlijke documenten als brieven en dagboeken, die ze gaandeweg het verhaal en grotere rol laat spelen. Het verhaal van dit echtpaar staat niet alleen, voor veel van de Hollanders had het verblijf in ons paradijselijke wingewest dergelijke rafelrandjes. Het harde werken, het meedogenloze klimaat, de eenzaamheid op de in het binnenland gelegen plantages: als je er niet tegen kon, was je vroeg of laat reddeloos verloren. Mannen, die door het harde werken en de lange dagen minder tijd hadden hier bij stil te staan, kregen er wat minder snel last van dan vrouwen. Deze laatste wisten zich op plantages vaak omringd door huisbedienden en hadden dus wél tijd om te piekeren over de zin van een dergelijk leven.

Ik herlas dit boek de afgelopen dagen als luisterboek, terwijl ik ’s avonds laat in het donker mijn coronarondjes door ons uitgestorven dorp liep. Behangen met lichtjes en een grote koptelefoon op mijn hoofd. In die stilte, waarin niets voor afleiding zorgt, is het heerlijk geconcentreerd luisteren naar de zorgvuldige taal van Haasse, naar de heldere voordracht van Louis van Beek.

Hella Haasse / Heren van de thee / 11 uur en 33 minuten / Querido Audioboek, via Storytel