vrijdag 27 oktober 2017

Oedipus in Istanbul

De meeste romans van Orhan Pamuk hebben één en dezelfde hoofdpersoon: de stad Istanbul. Dat is niet alleen de plek waar hij bij voorkeur zijn romans situeert, het is ook de stad waarvan hij de geschiedenis zelf regelmatig tot onderwerp heeft gemaakt. Dat Istanbul op de grens ligt van oost en west, een mengelmoes is van de traditionele Osmaanse cultuur en de moderne, hedendaagse westerse wereld zal voor Pamuk niet zonder betekenis  zijn geweest. Dat is immers een rode draad in zijn oeuvre. Ook in zijn nieuwste roman, De vrouw met het rode haar, staat dat thema centraal.

Het verhaal begint in 1985. Cem Çelik, een leerling van het lyceum in Istanbul, blijft met zijn moeder alleen achter wanneer zijn vader onverwacht en om onduidelijke redenen verdwijnt. Om wat geld in te brengen neemt hij een zomerbaantje aan als assistent van de puttengraver Mahmut. Het gaat om het slaan van een put op een braakliggend stuk land, even buiten het plaatsje Öngören, niet al te ver van Istanbul. Mahmut is ingehuurd door een zakenman die de grond voor een habbekrats heeft gekocht om er een fabriek te bouwen voor het wassen en verven van stoffen. Maar daarvoor is water nodig en moet er een put komen. Mahmut denkt er tien dagen voor nodig te hebben. Voor de klus zal hij ruim worden beloond, waarvan Cem zal meeprofiteren. Voor deze is het een kwestie van snel wat geld verdienen zodat hij tijd overhoudt om zich voor te bereiden op het toelatingsexamen van zijn vervolgopleiding.

Mahmut graaft de put met de hand, de traditionele methode. Cem en een andere jongen voeren de opgegraven grond af. Wanneer de put dieper wordt hijsen ze de grond via een windas uit de put. Om te voorkomen dat de wanden van de put instorten metselt Mahmut aan het eind van iedere dag een betonnen wand in het nieuw gegraven deel. Naarmate het werk vordert en het water steeds maar niet verschijnt, verdwijnt Mahmut in de diepte, tot hij voor Cem niet meer is dan een stipje aan het einde van een diepe, donkere koker. Na het vertrek van de andere jongen voelt Cem zich steeds eenzamer, want tussen de rustmomenten die hij en Mahmut samen doorbrengen in de schaduw van wat bomen, de middaghitte trotserend, of de avonden waarop zij elkaar verhalen vertellen onder de sterren, staat hij er voor zijn gevoel alleen voor. Wordt ook het hijsen van de volle emmers met aarde - en in toenemende mate zware rotsblokken - een haast te grote last.

’s Avonds gaan Mahmut en Cem vaak naar het dorpje, theedrinken op een terras en wat rondslenteren. Daar ziet  Cem op een avond in het voorbijgaan een vrouw met rood haar: ‘Maar voordat ze naar binnen ging wierp de Vrouw met het rode haar snel een blik op mij en het oude paard achter me. Ik zag een droeve glimlach om haar mooie, ronde lippen spelen, alsof ze iets vreemd aan mij of het paard had gezien. Ze was lang. Met haar glimlach kreeg haar gezicht ook iets liefs en teders.’ Vanaf dat moment krijgt hij haar niet meer uit zijn gedachten. Zij blijkt te horen bij een theatergroep die in het plaatsje een programma met revolutionair volkstheater speelt. Hij bezoekt de voorstelling: ‘Dat de Vrouw met het rode haar ondertussen overduidelijk naar mij keek en mijn blik probeerde te vangen bracht me buiten zinnen. Mijn verliefdheid en de raki deden me duizelen, en de tekst, de dialogen, de opgevoerde verhalen en scènes gingen dan ook gedeeltelijk langs me heen, maar de beelden die ik zag stonden net als de blikken van de Vrouw met het rode haar voor altijd in mijn geheugen gegrift.’

Met de vrouw beleeft Cem in Öngören iets bijzonders, aan zijn hulp bij het graven van de put komt  een abrupt en ingrijpend einde. Beide gebeurtenissen zullen Cem nog lang blijven achtervolgen en zijn toekomst bepalen, al realiseert hij zich op dat moment nog niet. Ze leiden er toe dat hij voor een andere toekomst kiest dan hij zich had voorgenomen. In plaats van schrijver wordt hij ingenieur en vervolgens in Istanbul een succesvolle en rijke aannemer en projectontwikkelaar.

Pamuk houdt in deze roman een groot verhaal klein. In de levensgeschiedenis van Cem, die we gedurende enkele decennia volgen, spiegelen zich aspecten van de recente geschiedenis van Turkije. Het slaan van een waterput op de traditionele manier, midden jaren tachtig, lijkt voor ons in het westen een anachronisme maar was aan de andere kant van de scheidslijn west-oost nog de realiteit. Een beeld dat me is bijgebleven is dat van de wat oudere Cem die telkens als hij op zakenreis is en komt aanvliegen op de luchthaven van Istanbul, probeert vanuit zijn raampje de plek te zien waar hij en Mahmut ooit de waterput sloegen. Dat is onmogelijk, de plek is inmiddels volledig door het uitdijende Istanbul ingenomen. En ook de gedrevenheid waarmee de volwassen Cem en zijn echtgenote, samen eigenaar van een florerend bedrijf, in hun schaarse vrije tijd antieke literaire manuscripten over de Turkse geschiedenis bestuderen, op zoek naar hun wortels, zegt iets over de moderne, verwesterde Turk.

Wat deze roman voor mij uittilt boven het gros, en wat het tot grote literatuur – een groot woord, maar toch - maakt zijn twee dingen. Ten eerste de aangename, onnadrukkelijke wijze waarop Pamuk zijn hoofdpersoon tot leven brengt. Cems lotgevallen, de manier waarop hij ze ondergaat en wat ze met hem doen, het is vanzelfsprekend en overtuigend neergeschreven. En dan is er de wijze waarop Pamuk dit gewone, ‘alledaagse’ verhaal inbedt in het klassieke verhaal van Oedipus. Hij laat zijn roman zelfs voorafgaan door enkele citaten daaruit. Beide geschiedenissen zijn subtiel met elkaar verweven, wat het verhaal van Cem een extra lading geeft en voor mij het leesplezier verhoogde. Want hoe zou Pamuk dat gaan afwikkelen? En ja hoor, dat doet hij zoals een groot schrijver betaamt. Maar lees dat zelf maar.

Orhan Pamuk
De vrouw met het rode haar
Vertaald door Hanneke van der Heijden
288 blz
De Bezige Bij

Geen opmerkingen:

Een reactie posten