zondag 25 augustus 2013

Bami

P.F. Thomése is een schrijver met twee gezichten. Het grootste deel van zijn oeuvre bestaat uit serieuze romans en verhalen, zoals Zuidland, Schaduwkind, Wladiwostok en De weldoener. Maar af en toe schrijft hij een roman waarin het verhaal er weinig toe doet en de goede smaak geheel ontbreekt. Het lijkt erop dat Thomése ervan geniet in die romans de teugels te laten vieren en de grenzen van het betamelijke op te zoeken. In 2009 verscheen J. Kessels. The novel, een doorslaand succes. En nu is er het vervolg, Het Bamischandaal, dat weer rond diezelfde J. Kessels is opgebouwd.
J. Kessels bestaat werkelijk en is ook in het echt een goede vriend van Thomése. Zij leerden elkaar kennen op de sportredactie van Het Nieuwsblad van het Zuiden. J. Kessels woont in Tilburg-Noord, ‘net onder het spoor door’. Hij is een liefhebber van countrymuziek, de rauwe romans van Charles Bukowski en van roken. Hij houdt niet van formaliteiten, hard werken, vergaderen en ander gezeik.
Het verhaal begint wanneer Thomése wordt opgebeld door een gezamenlijke vriend, Peerke Sonnemans. Die meldt hem de plotselinge verdwijning van J. Kessels. Hun vriend is ingepalmd door een Chinese schone, werkzaam bij de afhaalchinees om de hoek, en is met haar naar Shanghai afgereisd. Thomése is er niet gerust op en laat zich overhalen met Peerke mee te gaan naar Shanghai om J. Kessels te zoeken. Het wordt een zoektocht zonder structuur, want ze hebben niets voorbereid. Ze worden geholpen door een paar Brabanders die in Shanghai wonen, waaronder de volslanke en hitsige Bernadette van Rooij uit Aarle-Rixtel die als een blok voor Thomése valt. Vele kostbare uren die besteed hadden kunnen worden aan de zoektocht naar J. Kessels worden daarom vrijend in de hotelkamer doorgebracht. Ondertussen is Peerke ondergebracht bij een andere Brabander, de Schel, die als gids met een groep Duitse homo’s door Shanghai fietst. De gedachte daarachter is dat Peerke, al fietsend door de miljoenenstad, misschien J. Kessels tegenkomt. In deze stuurloosheid lijkt alles wat hen overkomt puur toeval, tot en met het vinden van J. Kessels en het ontdekken van het bamischandaal.
Deze stuurloosheid brengt Thomése er enkele malen toe uit zijn rol te stappen en ons direct toe te spreken, commentaar leverend op het gedrag van zijn personages. Wanneer Peerke in plat Tilburgs weer eens een tirade heeft afgestoken tegen homo’s, tegen inwoners van Breda en tegen aanhangers van NAC – als rasechte Tilburger en fan van Willem II is hij van mening dat alle mannen uit Breda en in het bijzonder de supporters van NAC homo’s zijn – verzucht Thomése gelaten: ‘Een schrijver hoort zijn eigen personages niet af te vallen, dat is waar. Maar, zeg ik ter verdediging, ik heb hier niet om gevraagd, om deze uit de hand gelopen bijfiguren.’ Een ander voorbeeld van dit amusante spel met de werkelijkheid is: ‘Ik heb de Nobelprijs inmiddels wel uit mijn hoofd gezet, maar als Peer zo bladzijde na bladzijde doorgaat met Duitsers discrimineren zullen straks zelfs homo’s mijn boek niet meer kopen. Wie blijft er dan over?’ En, met Bernadette op de hotelkamer: ‘Sorry mensen, het is altijd gênant als een auteur uitgebreid gaat liggen neuken in zijn eigen boek, maar het moet even, niks aan te doen, ik kan het gewoon niet tegenhouden. Sommige dingen gebeuren gewoon.’
De zoektocht naar J. Kessels is niet meer dan een kapstok voor Thomése om ons te trakteren op briljant geformuleerde en verpakte banaliteiten, ranzigheid, seks, gezwets, gevloek, en ferm uitgesproken vooroordelen. Als je daar tegen kunt, is het een uiterst geestig boek. Ik ‘las’ het luisterboek, door Thomése zelf voorgelezen. Hij spreekt feilloos Tilburgs, wat de authenticiteit natuurlijk versterkt. En ik luisterde het de afgelopen week op de fiets, wat af en toe verbaasde gezichten van voorbijgangers opleverde wanneer ik schaterlachend voorbijkwam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten