maandag 21 juni 2021

Groot schrijver, klein oeuvre

Onlangs kocht ik de langverwachte biografie van Nescio, door Lieneke Frerichs. Een kloek boek, ruim 650 bladzijden. Het is daarmee twee keer zo dik als Nescio’s bescheiden oeuvre. Dat bracht mij op de gedachte dat het zinvol zou kunnen zijn om, alvorens aan de biografie te beginnen, dat oeuvre maar eens gedeeltelijk te herlezen. Ik las de bundel met de befaamde verhalen de uitvreter / titaantjes / dichtertje / mene tekel lang geleden voor mijn leeslijst, enkele jaren later gevolgd door Boven het dal. Wat herinnerde ik me ervan? Niet veel. De sfeer, voornamelijk. Het spaarzame taalgebruik. De onorthodoxe insteek van veel van de verhalen. Maar echt blijven hangen waren de boeken niet. En dat Nescio een groot schrijver is weet ik vooral omdat de literatuurwetenschap dat zo heeft bepaald. Waarom ik dan toch die biografie kocht? Omdat ik me altijd heb afgevraagd wat voor iemand er schuil gaat achter het pseudoniem Nescio. Wie er zo onafhankelijk in het leven staat dat hij op jonge leeftijd een klein oeuvre bij elkaar schrijft en dan verder zijn leven leeft zonder dat dat schrijverschap daar een wezenlijke rol in lijkt te vervullen.

Welnu, het herlezen van de uitvreter / titaantjes / dichter / mene tekel was een feestje. De handvol jonge mannen die niet goed weten wat ze met hun leven moeten, maar wel forse ambities – of beter: dromen – hebben op literair of kunstzinnig vlak, en dan maar zo’n beetje van dag tot dag rondhangen, lusteloos werkend op kantoor of wat kwastend in een atelier,wachtend op een doorbraak: verslavend. Het taalgebruik, dat ik me herinnerde als spaarzaam, zou je beter kernachtig kunnen noemen. Dat wordt ook gestaafd door het feit dat meerdere van de gevleugelde openingszinnen het hebben gebracht tot de status van ‘klassieker’, zoals ‘Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter’ (uit: De uitvreter) en ‘Jongens waren we – maar aardige jongens’ (uit: Titaantjes).

Nescio, of J.H.F. Grönloh zoals zijn echte naam luidde, heeft de avonturen van zichzelf en zijn vrienden zonder opsmuk opgetekend. Maar die heel directe schrijfstijl is wel doordrenkt van een bijzonder gevoel: weemoed. Het is alsof hij terugkijkt en zich realiseert dat die tijd voorbij is. De tijd dat ze jongens waren, vol met dromen en zonder verplichtingen en verantwoordelijkheden. Maar of dat zo is, ga ik natuurlijk lezen in de biografie.

Nescio / de uitvreter – titaantjes – dichtertje / mene tekel / 151 blz / Nijgh & Van Ditmar, z.j. / Nimmer Dralend Reeks no. 74