vrijdag 27 december 2019

Een bezielde schavuit

Als jonge lezer had ik een helder beeld van Jacob van Lennep: een suffe schrijver. Niet dat ik iets van zijn werk had gelezen, dat oordeel baseerde ik op handboeken over de Nederlandse literatuur en het nu en dan bij De Slegte doorbladeren van Ferdinand Huyck, De Roos van Dekama of een van zijn andere draken van romans. Ik kocht er wel eens een. Ze waren niet duur en de mooie rode bandjes met goudkleurige belettering gaven mijn toen nog niet geheel gevulde boekenkasten een waardige uitstraling ...

Nu, veertig jaar verder en nog steeds niets gelezen van Van Lennep, is mijn beeld van de man wel veranderd. Dat komt door de lezing van Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit, de biografie die Marita Mathijsen schreef. Een schoolvoorbeeld van wat een biografie moet zijn: een beschrijving van het leven en het oeuvre, alsmede een uitvoerige schets van de politieke, maatschappelijke en sociale omstandigheden van de tijd waarin  Van Lennep leefde, de negentiende eeuw. Dat laatste is bij Van Lennep trouwens onontbeerlijk, want hij heeft zich vol overgave met de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd beziggehouden.

Van Lennep (1802-1868) werd geboren als zoon van David Jacob van Lennep, hoogleraar klassieke talen aan de universiteit van Amsterdam. Zijn geboortehuis was het voorname pand aan de Keizersgracht 369 in diezelfde stad. Op veertienjarige leeftijd verloor hij zijn moeder, die onverwacht overleed op Huis te Manpad, het buitenverblijf van de familie te Heemstede. Van Lenneps opvoeding was vanaf dat moment de verantwoordelijkheid van zijn vader, een man met een groot netwerk en een dito culturele belangstelling. Hij had zijn toen vijfjarige al eens meegenomen naar een voorstelling van Vondels Gysbrecht van Aemstel. Dat poëzie zijn eerste liefde zou worden is dan ook niet verwonderlijk.

Europa werd tijdens de vroege jeugdjaren van Jacob verscheurd door de veroveringsdrift van Napoleon Bonaparte. Dat had ook zijn weerslag op Nederland. In 1802 was Nederland als onderdeel van het ‘Bataafsche Gemeenebest’ een vazal van Frankrijk. In 1806 werd het een koninkrijk onder koning Lodewijk Napoleon, een broer van de keizer. In 1810 lijfde deze Holland in en werd het niet meer dan een provincie van Frankrijk. Enkele jaren later waren de Fransen verdwenen en was Willem I onze eerste koning.

Tijdens zijn studie rechten, eerst in Amsterdam en daarna is Leiden, kwam Jacob onder de invloed van de excentrieke en orthodoxe Willem Bilderdijk. Ook zou de fanatiek-religieuze Isaac da Costa werd door hem bewonderd. De periode vanaf 1822 wordt door Mathijsen dan ook gekenschetst als een sombere, donkere periode in zijn leven. De lichtvoetigheid die zo kenmerkend is voor Van Lennep en zijn oeuvre is dan ver te zoeken. Pas in 1828 keert die terug.

Van Lennep blijkt een verbazend productieve schrijver te zijn geweest. Naast de succesvolle romans over onderwerpen uit de geschiedenis van de Nederlanden schreef hij poëzie – onder andere lange, gedragen historiën op rijm -, toneelstukken en eindeloos veel gelegenheidswerk. Tel daarbij ongeveer tien brieven per dag, redactiewerk voor almanakken én hoogst serieuze uitgaven als het Verzameld Werk van Vondel en je vraagt je af waar hij de tijd vandaan haalde. Zoals de meeste negentiende-eeuwse Nederlandse schrijvers kon hij niet leven van de pen, dus had hij er verschillende functies bij. Hij was lange tijd landsadvocaat en gedurende drie jaar lid van de Tweede Kamer. De lijst met besturen waarin hij zitting had is lang. De meeste daarvan beijverden zich voor cultuur en het behoud van ons erfgoed. Zo stond hij aan de wieg van de eerste toneelopleiding in Nederland en redde hij de Ridderzaal in Den Haag van de sloop. Hij was een van de initiatiefnemers van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, van de Amsterdamse waterleiding én hielp Eduard Douwes Dekker (Multatuli) om zijn Max Havelaar gepubliceerd te krijgen.

Dat dubbele leven van Van Lennep is juist wat deze biografie zo leesbaar maakt. Mathijsen geeft enerzijds een heldere analyse van het ontstaan van het literaire werk en de betekenis daarvan. Dat is Van Lenneps leven in de beslotenheid van zijn studeerkamer. Tegelijkertijd schetst ze uitvoering het Nederland van die dagen, de wereld waarin Van Lennep zich als een netwerker pur sang bewoog.

Een bezielde schavuit? Na lezing begrijp ik die ondertitel. Bezieling is dat waarmee Van Lennep vrijwel alles wat hij wilde bereiken aanpakte. Met, naast bezieling, een enorme hoeveelheid energie en doorzettingsvermogen. Maar de man was ook een schavuit, iemand die de moraal aan zijn laars kon lappen en er buitenechtelijke verhoudingen op nahield, in zijn humoristische boeken brave burgers belachelijk maakte als hem dat uitkwam en zijn lidmaatschap van de Tweede Kamer soms als een vrolijk Haags uitje beschouwde.

Of ik me nu eindelijk eens ga wagen aan iets uit het oeuvre van Van Lennep weet ik nog niet. Zijn belangrijkste werken staan nog steeds in mijn kast, zo voor het grijpen. Maar ik heb een bruin vermoeden dat ze niet zo onderhoudend en bij vlagen meeslepend zullen zijn als deze biografie.

Marita Mathijsen
Jacob van Lennep. Een bezielde schavuit
592 blz
Uitgeverij Balans