dinsdag 8 oktober 2019

Een dodelijk pilletje

Het boek dat ik zojuist las stond lange tijd op mijn lijstje van te lezen  boeken. Bijna veertig jaar lang, om precies te zijn. Hoe dat zit? Als jonge lezer kocht ik in 1979 de essaybundel De som der misverstanden. Het lezen van boeken van Maarten ’t Hart. Daarin beschrijft ’t Hart wat lezen voor hem betekent en laat hij je kennismaken met een aantal van zijn favoriete auteurs. Hij doet dat heel bevlogen, het is zo’n bundel waarvan je enthousiast raakt en  direct noteert welke boeken je beslist ook wil gaan lezen. Zo kwam Dokter Glas van de Zweedse schrijver Hjalmar Söderberg op mijn lijstje. ’t Hart noemt het in een inleidend essay, waarin hij beschrijft hoe het lezen van boeken hem heeft gevormd, als een boek dat zijn leven veranderde. In de hoofdpersoon, dokter Tyko Glas, herkende hij veel van zichzelf. Het was alsof Söderberg het niet over dokter Glas had maar over Maarten 't Hart toen hij de dokter in zijn dagboek liet schrijven: 'Ik heb de voortdurende behoefte van de alleenzitter om mensen om me heen te zien, vreemde mensen, wel te verstaan, die ik niet ken, en met wie ik niet hoef te praten.' Het verhaal was als het ware een spiegel die ’t Hart liet begrijpen waarom hij was zoals hij was. En hem duidelijk maakte dat dit niet heel vreemd was, of een afwijking, want het was immers precies zo in een roman te vinden. Een verhaal dat die kracht bezat wilde ik wel lezen. Nu, heel veel later is het er dan van gekomen. Waarmee en-passant het nut van lijstjes, al zijn ze inmiddels lang en oud, is bewezen.

Söderberg publiceerde zijn korte roman in 1905. Tyko Glas is een huisarts te Stockholm. Hij is in de dertig, heeft enkele vrienden maar geen druk sociaal leven. Op een dag komt Helga Gregorius op zijn spreekuur. Zij is de mooie jonge vrouw van dominee Gregorius, een oudere man. Zij vraagt Glas of hij met haar man wil spreken en hem vragen niet langer zijn echtelijke recht op te eisen. Zij heeft namelijk een fysieke afkeer voor hem ontwikkelt en ondergaat de seks met hem als een lichamelijke en vooral geestelijke marteling. Glas wil haar graag helpen, maar deinst ervoor terug dat heel direct aan de dominee te vragen. Daarom verzint hij een list om het doel te bereiken. Hij maakt de dominee wijs dat hij een hartprobleem heeft en toe is aan een verblijf in een verafgelegen kuuroord.

Het contact met Helga maakt diepe indruk op Glas, ze is de vrouw van zijn dromen. Hij begint een dagboek bij te houden, waarin hij bij voorkeur 's nachts schrijft. Dat dagboek is de vorm waarin wij het verhaal te lezen krijgen. Uit die aantekeningen leren we dat Helga een verborgen motief had voor haar handelen, namelijk een relatie met een knappe jonge man. Dat vermindert de passie van Glas allerminst, wel zijn helderheid van denken. Wanneer de list is uitgewerkt, de dominee zijn rechten weer opeist en Helga opnieuw op de stoep staat, bedenkt Glas een oplossing die van blijvende duur zal zijn.

Is het liefde die hem de ultieme daad doet uitvoeren? Of een logica die in zijn genen zit en hem doet kiezen voor de koele, beredeneerde moord als de meest vanzelfsprekende oplossing? En hoe bewust voert hij zijn daad uit, of is het zijn onderbewuste dat de leiding heeft? Het dagboek brengt daarin geen duidelijkheid.

Het is mooi hoe Söderholm die aantekeningen benut om de gemoedstoestand van Glas over te brengen. In het begin klinkt daar vooral berusting uit: ‘Ik zit dit nu bij mijn open raam te schrijven – voor wie? Niet voor een vriend en niet voor een vriendin, ook voor mezelf maar nauwelijks want vandaag lees ik niet wat ik gisteren heb geschreven en morgen zal ik wat ik nu schrijf evenmin lezen. Ik schrijf om mijn hand te bewegen, mijn gedachten bewegen uit zichzelf; ik schrijf om een slapeloos uur te doden. Waarom kan ik niet slapen? Ik heb toch geen misdaad begaan? * Wat ik op deze bladzijden neerschrijf, is geen biecht; bij wie zou ik moeten biechten? Ik vertel niet alles over mezelf. Ik vertel alleen wat ik belief te vertellen, maar ik zeg niets wat niet waar is. Ik kan echter niet de ellende van mijn ziel verbloemen als mijn ziel ellendig is.

Gaandeweg wordt de toon koortsachtiger, klinkt er wanhoop in de woorden: ‘Nooit wordt ze de mijne, nooit. Ik heb nooit haar wang rood doen kleuren, en ik ben evenmin degene die hem nu zo krijtwit heeft gemaakt. En nooit zal ze zich met angst in het hart ’s nachts over straat spoeden met een brief voor mij. Mij is het leven voorbij gegaan.'

Nacht, eenzaamheid, buiten het echte leven staan, pessimisme, koortsige dromen en een gaandeweg wat verwrongen wereldbeeld. De sfeer van dit verhaal deed me sterk denken aan die wat melancholieke midzomernachtvoorstellingen van Edvard Munch.

Hjalmar Söderberg
Dokter Glas
Uit het Zweeds vertaald door Bertie van der Meij
176 blz
Wereldbibliotheek