woensdag 8 mei 2019

Verloren in het ijs

In augustus 2017 vaart Michael Palin als passagier op het Russische arctische onderzoekschip Akademik Sergey Vavilov de Prince Regent Inlet op, in het hoge noorden van Canada. Het is de laatste reis van een project dat hij drie jaar daarvoor is begonnen. Hij bezoekt de resten van de hut waarin bemanningsleden van de schepen HMS Erebus en HMS Terror in de winter van 1846 wisten te overleven en betoont zijn respect bij enkele van hun graven. Maar het lukt de Vavilov niet de plek te bereiken waar beide schepen zijn gezonken. Enorme ijsmassa’s blokkeren de route. Om te voorkomen dat ze door het ijs worden ingesloten wordt de tocht daarom afgebroken. Daarmee overkomt Palin precies hetzelfde als wat de poolreizigers wier expedities hij al drie jaar lang reconstrueert regelmatig overkwam. Het verschil is dat zij werden tegengehouden door extreem koude winters, terwijl Palin hartje zomer aanvaart tegen huizenhoge ijsmassa’s die door de opwarming van de aarde zijn losgebroken van gletsjers en meerdere zeestraten blokkeren.

Palin’s project begon in 2014. Na opnieuw een succesvolle serie optredens met zijn makkers van Monty Python in de O2 Arena bij Londen besloot hij dat het voor hem genoeg was. Hij had zijn laatste ‘dead parrot’ verkocht. Stoppen op een hoogtepunt, heet dat. Zijn beslissing werd twee weken later min of meer bekrachtigd toen hij op het nieuws zag dat in het uiterste noorden van Canada het wrak van de HMS Erebus was gelokaliseerd, zo’n 170 jaar nadat het beroemde schip spoorloos was verdwenen tijdens een expeditie op zoek naar de Noordwestelijke Doorvaart. Hij rook een mooi verhaal: ‘I’m not a naval historian, but I have a sense of history. I’m not a seafarer, but I’m drawn to the sea. With only the light of my own enthousiasm to guide me, I wondered where on earth I should start such an adventure.’ Het antwoord op die vraag was eenvoudig: de Royal Geographical Society, het gerenommeerde Britse instituut dat sinds het begin van de negentiende eeuw tientallen expedities naar de poolgebieden mogelijk had gemaakt. Het instituut waarvan wereldreiziger Palin drie jaar de President was geweest.

De Erebus werd niet gebouwd als poolschip. Toen zij in 1826 te water werd gelaten was ze de laatste van een serie ‘bomb vessels’, vrij kleine, heel stevig gebouwde schepen vanwaar met grote mortieren bommen konden worden afgevuurd tot over de vijandelijke linies, bijvoorbeeld over de muren van een havenstad. Maar door het einde van de Napoleontische oorlogen was er geen vraag meer naar dergelijke schepen. Al snel werd de Erebus dan ook ingezet als expeditieschip. Palin brengt in kaart waar ze in de twintig jaar van haar bestaan naar toe vaart: naar Van Diemens Land (het tegenwoordige TasmaniĆ«), driemaal naar de kustgebieden van de Zuidpool en tenslotte naar de noordelijke poolgebieden.

Het doel van die reizen was vooral wetenschappelijk van aard. Het bepalen van de magnetische pool, zowel in het zuiden als noorden, werd van groot belang geacht. Maar ook het in kaart brengen van de ijzige continenten stond hoog in het vaandel. En in het noorden was de zoektocht naar de Noordwestelijke Doorvaart of Northwest Passage, een zeeroute van de Atlantische Oceaan naar de Grote Oceaan, al sinds de dagen van James Cook een Heilige Graal die maar niet werd gevonden.

De Erebus ondernam haar laatste reis in 1845, onder commando van de oude en ervaren kapitein John Franklin. De belangrijkste opdracht die ze meekreeg van de Admiraliteit was het vinden van de Northwest Passage. In de maanden na haar vertrek uit Londen kon het grote publiek – de expedities waren ongelooflijk populair – de reis van de Erebus en haar zusterschip Terror nog volgen aan de hand van berichten uit de havensteden die de schepen aandeden, of van passerende schepen die hen zagen varen. Maar in de loop van 1846 stopten de berichten. Ook in de winter van 1846-‘47 bleef het stil. Vroeg in 1847 kon de Admiraliteit niet langer weerstand bieden aan de publieke roep om een reddingsexpeditie en stuurde er maar liefst drie op pad. In de volgende decennia zouden er nog vele volgen. Afgezien van wat onduidelijke sporen werden de schepen en hun bemanning niet gevonden. Die zoektochten hadden wel het voordeel dat het onherbergzame, levensgevaarlijke gebied gedetailleerd in kaart werd gebracht.

Palin beschrijft gedegen, met enthousiasme en een aangenaam gevoel voor understatement  de reizen van de Erebus, de levens van haar kapiteins en van haar bemanningen. Het verhaal groeit  daardoor uit tot een kleine geschiedenis van de negentiende-eeuwse Britse poolexpedities. Ik vind het altijd weer verbijsterend te lezen wat die mannen durfden, wat ze doorstonden tijdens opnieuw een overwintering in het ijs of tijdens een ‘moed der wanhoop’ ontsnapping over het ijs wanneer hun schip tot splinters was gekraakt. Of, zoals in dit geval, wanneer twee schepen en meer dan honderd bemanningsleden van de aardbodem verdwenen zonder een spoor achter te laten. Voor eeuwig verloren in een oneindig ijslandschap.

Michael Palin
Erebus. The Story of a Ship
334 blz
Hutchinson

[Nederlandse editie: Erebus. Het verhaal van een schip]