zondag 25 maart 2018

Monument voor een vriend

In oktober 2013 overleed de Vlaamse auteur Thomas Blondeau aan een aortaruptuur. Zijn plotselinge dood ging als een schokgolf door de literaire wereld en daarbuiten. Blondeau schreef poëzie, publiceerde korte verhalen en had enkele wisselend ontvangen romans op zijn naam staan. Hij debuteerde in 2006 als romanschrijver met eX, liet in 2010 Donderhart het licht zien en bracht luttele weken voor zijn dood Het West-Vlaams versierhandboek uit, een geestige roman over menselijke en politieke verwikkelingen in een West-Vlaams dorp. Dat laatste boek werd alom gezien als zijn mogelijke - en zonder meer verdiende - doorbraak naar een groter lezerspubliek. Dan sterven, op je vijfendertigste, is extra wrang.

Arjen van Veelen maakt kennis met Tomas Blondeau - hier zonder h - op een Leidse gracht, na afloop van een college Antieke Wijsbegeerte. Van Veelen, zeventien jaar, is dan net begonnen aan een studie Klassieke Talen terwijl Tomas, twee jaar ouder, met zo weinig mogelijk inspanning de studie Literatuurwetenschap doet. Niet omdat hij zo graag literatuurwetenschapper wil worden, maar omdat dit hem een dekmantel en tijd geeft voor het schrijven van gedichten. Hij wil daarom Van Veelens aantekeningen van het college hebben, om ze te kunnen kopiëren. Dit wordt een vaste, wekelijkse deal, waaruit al snel een vriendschap groeit.

Tomas neemt de bescheiden, hardwerkende Veelen onder zijn hoede. Probeert iets van zijn eigen levensinstelling op hem over te brengen. Aan de oppervlakte moet Tomas in die dagen de indruk hebben gewekt van een onbekommerde zorgeloosheid en een lichte afkeer van verplichtingen. Veelen ontdekt dat die joie de vivre wel degelijk op een serieus fundament berust. Tomas mag dan bij de vaak wat schoolse colleges de kantjes er af lopen, zijn honger naar kennis is er niet minder om. De aantekeningen die Veelen retour ontvangt zijn vaak doorspekt met kritische en inhoudelijke opmerkingen en adviezen. Tomas is in hun relatie duidelijk de leraar, Veelen zijn pupil. De leefregels van de leraar zou je kunnen samenvatten als ‘zoveel mogelijk uit het leven halen, altijd gaan voor het maximale.’ Hun wekelijkse samenkomst in een café in de Leidse Stationsstraat gaat Veelen langzamerhand ervaren als zijn eigenlijke vorming.

Het bericht van de dood van zijn vriend veroorzaakt bij Veelen een gevoel van apathie. Samen met zijn vrouw verhuist hij naar St. Louis in de Verenigde Staten, waar zij onderzoek gaat doen aan de universiteit. Hij neemt een sabbatical, overweegt om die te gebruiken voor het schrijven van een biografie van Alexander de Grote, een plan dat hij al heel lang met zich meedraagt. Het wordt uiteindelijk een reis naar het Egyptische Alexandrië, waarmee hij een plechtige belofte inlost die hij en Tomas elkaar tien jaar eerder deden. Die reis, die de kern vormt van het verhaal en de kiem is van dit boek, is een juweel van een vondst. Het maakt het monument dat Veelen voor zijn gestorven vriend opricht, deze roman, geloofwaardig.

Veelen heeft bij het opschrijven van zijn herinneringen aan Tomas de valkuil vermeden dat uitsluitend herinneringen te laten zijn. Dan was het wellicht wat vlak gebleven. Maar wat hij hier presenteert als een roman is ook méér dan dat. Je kan het een zoektocht noemen, waarbij het zoeken plaatsvindt in het hoofd van de auteur én in de huidige werkelijke wereld. Een sterk associatief bepaald graven naar de essentie van hun relatie, en ook naar het wezen van leven en dood. Het lijkt ogenschijnlijk een grotendeels zelfsturende exercitie – wat natuurlijk niet zo is. Het verhaal is gecomponeerd, de feiten die de basis vormen zijn door Veelen 'literair opgeschaald' als je dat zo mag noemen.Wat vooral blijft hangen na het dichtslaan van het boek zijn de authenticiteit en de creativiteit. Het eerste is geen verdienste op zich, die komt voort uit de oprechtheid van hun vriendschap. De creativiteit is dat wel, hier is een auteur aan het woord die zijn vak beheerst, die kan schrijven en je meenemen op zijn tocht. Het boek is genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Van mij mag het die krijgen.

Arjen van Veelen
Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken
252 blz
De Bezige Bij

Geen opmerkingen:

Een reactie posten