zondag 17 december 2017

Dubbelkunstenaar

Een handvol van de mooiste boeken van Jan Wolkers behoren tot mijn vroegste literaire ervaringen. Midden jaren zeventig, lezend voor mijn lijst, leende ik uit de schoolbibliotheek Terug naar Oegstgeest, Kort Amerikaans, Turks fruit en Een roos van vlees. Heftige boeken, die soms diepe indruk op mij maakten. Gedurfde boeken, en ook heel persoonlijke boeken. Mijn voorkeur voor schrijvers met een smoel zal in die tijd zijn ontstaan. Met Wolkers’ latere oeuvre heb ik minder. Ergens in de jaren tachtig was veel van de oorspronkelijke bezieling er wel uit verdwenen. Maar Wolkers was een publieke figuur. Heel zichtbaar als schrijver, als beeldend kunstenaar, als natuurbeschermer en als maker van aandoenlijke items voor het kinderprogramma Villa Achterwerk. Je gaat hem dan om díe zaken waarderen, het literaire raakt wat op de achtergrond. In zijn zojuist verschenen biografie van Wolkers, Het litteken van de dood, plaatst Onno Blom al die aspecten in perspectief. Met liefde voor het werk en voor de man.

De mannen kenden elkaar. Blom was bij De Bezige Bij enkele jaren Wolkers’ uitgever geweest. Tijdens een bezoek dat Blom in de herfst van 2006 bracht aan Wolkers, die de laatste 27 jaar van zijn leven op Texel woonde, solliciteerde hij naar de opdracht diens biografie te schrijven. Wolkers stemde direct toe en vanaf moment spraken ze elkaar via de telefoon dagelijks. Ook gaf Wolkers zijn biograaf toegang omvangrijke persoonlijke archief. Dat duurde een jaar, in oktober 2008 overleed Wolkers. En nu, tien jaar later, is de biografie er dan. Een monument van ruim 1.100 bladzijden.

Als één ding duidelijk wordt uit dit boek, is het dat Wolkers alles uit het leven heeft gehaald wat er in zat. Toen hij als jonge man voelde dat hij beeldend kunstenaar wilde worden, gíng hij daarvoor. Volgde avondlessen, ging naar de academie, regelde een stage bij een beroemde beeldhouwer in Parijs. Het bestaan als beeldhouwer was geen vetpot, maar hij zette door. Aan het einde van de jaren vijftig, voorzichtig schrijvend aan wat korte verhalen die hij hier en daar geplaatst wist te krijgen, besefte hij dat hij zijn geschreven werk de meeste kans zou maken als hij het persoonlijk zou houden, als het gebaseerd zou zijn op zijn eigen ervaringen. Want in het scheppen vanuit zijn eigen emoties was hij een meester, dat lag hem.

Met verschijnen van zijn vroegste boeken, vanaf 1962, beoefende hij een dubbel kunstenaarschap. Of zelfs een driedubbel, als je zijn latere passie voor schilderen in olieverf meetelt. Dat de inspiratie voor al dat werk vaak een heel persoonlijke was, geput uit zijn ervaringen of zijn overtuigingen, en dat dit dwars door zijn verschillende kunstenaarschappen heen liep, toont Blom onder andere aan de hand van Wolkers’ creatie van het Auschwitzmonument voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam.

In 1972 vroeg het Nederlands Auschwitz Comité aan Wolkers om een nieuw monument. Wolkers zegde direct toe, wilde er geen geld voor hebben, maar moest lang nadenken over de vorm: ‘Hoe kan je een vorm vinden om een misdaad te gedenken waarvan je het gevoel hebt dat die nog niet uitgewist zal zijn als onze planeet over twee of tweeduizend eeuwen in het heelal zal zijn opgelost. Tot barsten toe kan je je hersens afpijnigen of er een beeld wil opdoemen dat die schande en dat leed bij benadering zou kunnen weergeven.’ Hij komt uiteindelijk met een ontwerp dat is gebaseerd op een horizontaal op de grond liggende spiegel in scherven: ’Je kijkt naar de hemel en je begrijpt niet dat dat blauwe uitspansel boven die ontzetting heeft gestaan, even onaangedaan en vredig als boven een wei met bloemen. En in een visioen van rechtvaardigheid zie je de blauwe hemel boven je vol barsten trekken, alsof de verschrikking die daar op de aarde onder heeft plaatsgehad voorgoed de eeuwigheid geschonden heeft.’ De beeldtaal van een gebroken spiegeling waarin een mens kan verdwijnen was voor Wolkers niet nieuw. Blom laat zien dat die een plaats had in zijn herinneringen en hij die eerder, in een andere vorm en context, in een kort verhaal gebruikte.

Na het verschijnen van de biografie ontstond nogal wat gedoe over het wetenschappelijke gehalte ervan. Blom promoveerde namelijk op het boek, en dan ligt de lat net iets hoger dan wanneer je een biografie schrijft voor slechts een geïnteresseerd publiek van lezers en literatuurliefhebbers. De maatschappelijke context zou ontbreken, was een van de belangrijkste bezwaren die werden geopperd in het universitaire circuit. Als Wolkers zich in de jaren zestig en zeventig wentelt in de vrije liefde is dat een teken van de tijd. Dat geldt ook voor zijn ontwikkeling tot schrijver in het literaire klimaat in diezelfde jaren. Die context zou Blom te karig behandelen, hij verwijst niet naar secundaire literatuur, hij stipt het hoogstens aan. Een ander bezwaar dat werd genoemd is dat Blom zijn beschrijving van Wolkers’ leven voor een flink deel baseert op diens literaire werk. Hij citeert er veelvuldig uit. Gebruikt het dus als bron. Dat kan – een terechte opmerking – gevaarlijk zijn als je het niet met beleid doet.

Die laatste werkwijze berust echter op een bewuste keuze van Blom. Al op de derde bladzijde van het boek, in de proloog, waar hij zijn bezoek aan Wolkers in 2007 beschrijft, luidt het: ‘Het viel me op dat hij in de verhalen die hij vertelde geen onderscheid maakte tussen zijn herinneringen en de wereld van zijn romans. Toen wij samen naar zijn atelier liepen – of eigenlijk: hij schuifelde op vilten sloffen langzaam naast me – en ik luisterde naar wat hij me vertelde over de schilderijen die op de ezels stonden en naar de bronzen, ijzeren en glazen beelden op de tafels, begreep ik dat ook al zijn beelden en schilderijen op de een of andere manier hun oorsprong vonden in een persoonlijke herinnering of een ervaring. “Niemand is dichter bij de waarheid gebleven dan ik”, zei hij. “Mijn leven en werk zijn één”.

Mij interesseert die discussie over het wetenschappelijke gehalte niet wezenlijk. Ik vind het wel vreemd dat zoiets pas aan het einde van een tienjarig traject gedoe oplevert. Blijkbaar leven die aan de discussie deelnemende wetenschappers van verschillende studierichtingen in hun eigen ivoren torentjes en gebruiken ze iemands promotie pas als een aanleiding om hun meningenstrijd in de media uit te vechten. Ietwat onsmakelijk. Geeft de gemiddelde buitenstaander ook een fout beeld van wat je beoogt met het beoefenen van wetenschap.

Voor mij is belangrijker dat Wolkers in deze biografie tot leven is gekomen. Want dat krijg je als je als biograaf zo dicht op de huid van je onderwerp kruipt. De hoofdstukken over de jonge Wolkers, de kunstenaar in wording, de beeldhouwer en de jonge schrijver spraken mij het meeste aan. Maar dat heeft waarschijnlijk te maken met mijn eigen ontdekking van de literatuur, veertig jaar geleden, via Wolkers’ werk. Oude liefde …

Onno Blom
Het litteken van de dood. De biografie van Jan Wolkers
1.116 blz
De Bezige Bij

Geen opmerkingen:

Een reactie posten