vrijdag 1 december 2017

De biograaf schrijft zijn eigen biografie

Cees Fasseur is wel eens de ‘hofbiograaf’ van de Oranjes genoemd. Verrassend is dat niet, want met de voorbeeldige biografie van Wilhelmina die hij in 1998 en 2001 in twee delen publiceerde en het boek over het huwelijk van Juliana en Bernhard dat volgde onderzocht en beschreef hij een wezenlijk deel van de 20e-eeuwse geschiedenis van ons koningshuis. Dat alles op persoonlijk verzoek van koningin Beatrix. Zelf wijst Fasseur de betiteling hofbiograaf resoluut van de hand. Ze impliceert immers een zo sterke band tussen hem en zijn opdrachtgevers en onderwerp dat hij als historicus/biograaf niet de benodigde wetenschappelijke objectiviteit zou kunnen garanderen. Die onafhankelijke opstelling beschouwt Fasseur juist als een hoeksteen van zijn werk. Ook bij onderwerpen als deze, waarover hij tijdens publieke optredens voor de televisie niettemin vaak een bevlogen enthousiasme tentoonspreidde.

Fasseur is bij het grote publiek bekend om zijn boeken over de Oranjes. Maar hij legde zich pas na zijn vijftigste toe op het schrijven van die biografieën, na een lange en afwisselende ambtelijke loopbaan als jurist op het Departement van Justitie. Ook was hij van 1986 tot 2001 hoogleraar aan de Leidse universiteit, en van 2002 tot 2006 raadsheer aan het Amsterdamse gerechtshof. Zijn interesses, en daarmee ook zijn deskundigheid, besloegen dus veel meer terreinen dan vaak wordt gedacht. In 2015 zette Fasseur zich aan het schrijven van dit boek, Dubbelspoor. Herinneringen. De biograaf schreef eindelijk  zijn eigen biografie. Hij voltooide het manuscript in februari 2016. Een maand later overleed hij aan de complicaties van een operatie.

Fasseur werd geboren in 1938, in het oliestadje Balikpapan op de oostkust van Borneo, het huidige Kalimantan. Zijn vader was in dienst van de ‘Koninklijke’, tegenwoordig bekend als Shell. Na de oorlog en de internering in een kamp, en nadat Fasseur senior in 1951 met pensioen ging, verhuisde het gezin naar Leiden. Daar volgde de jonge Cees het gymnasium en schreef zich vervolgens in voor twee universitaire studies, geschiedenis en rechten. Die combinatie was een bewuste keuze. De eerste studie koos hij vanuit zijn interesse voor het vakgebied, de tweede oorspronkelijk als maatschappelijk vangnet. Hij wilde voorkomen dat hij later geen andere keuze zou hebben dan leraar geschiedenis te worden. Maar al snel boeide die rechtenstudie hem evenzeer, vooral om de intellectuele uitdaging van het maken van een degelijke juridische analyse. Na zijn afstuderen belandde Fasseur op het Ministerie van Justitie, op de afdeling Wetgeving Publiekrecht. Een werkomgeving waar de theorie van het recht en actuele maatschappelijke ontwikkelingen en vraagstukken samenkwamen. Het werk stelde Fasseur voortdurend voor uitdagingen, hij genoot daarvan.

Het ophalen van herinneringen aan een werkzaam leven betekent ook veel vrienden en collega’s de revue laten passeren. Er komt dan ook een hele stoet aan Haagse ambtenaren, politici en ministers voorbij. Dat is niet altijd even spannend, maar het geeft wel goed de sfeer weer op zo’n ministerie in die tijd, de late jaren zestig en de jaren zeventig. Die was nog vrij formeel en kende een sterke hiërarchie. Maar de protesten en de roep om maatschappelijke veranderingen waren binnen de muren van de wetgevingsburcht wel hoorbaar. Daar werd ook iets mee gedaan. De meest bijzondere collega van Fasseur, zelfs kamergenoot, was enkele jaren de nog jonge Dries van Agt. Ook een veelbelovend jurist.

Fasseur maakte wetten. Hij zag dat werk als dienstbaar aan een rechtvaardige samenleving: ‘De eerste bron van het recht is nog steeds de wet. Is er daarom een nobeler tijdverdrijf denkbaar dan het maken van wetten?’ Fasseur was betrokken bij de totstandkoming van een groot aantal wetten. Enkele daarvan waren de Voorbehoedmiddelenwet – omstreeks 1966 nog een hot item -, de Wet Wijntje en Trijntje, de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, de Abortus- en euthanasiewetgeving en een nieuwe Politiewet.

Na Den Haag volgde voor Fasseur toch weer de universiteit. De wetenschap lonkte. Begin jaren zeventig schreef hij tussen zijn drukke juridische werkzaamheden door als ‘buitenpromovendus’ zijn dissertatie. Het onderwerp ervan was complex, namelijk  het kultuurstelsel en de koloniale baten in het voormalige Nederlands-Indië. Waarom weer zijn ‘geboorteland’ en waarom weer de geschiedenis, en dan ook nog eens promoveren? Hij kan het niet anders omschrijven dan als een innerlijke drang. Hij promoveerde in 1975 en werd in 1977 in Leiden in deeltijd benoemd tot bijzonder hoogleraar in de West-Europese expansie overzee. Vroeger heette dat Koloniale Studies. Toen de Universiteit van Leiden hem in 1986 de leerstoel Geschiedenis van Indonesië aanbood kon hij de verleiding niet weerstaan. Hij zegde zijn baan in Den Haag op. Maar zou er nooit helemaal verdwijnen.

Fasseur heeft een mooie schrijfstijl. Ook houdt hij van anekdotes. Beide zaken versterken het leesplezier. Sommige anekdotes blijven je ook bij. Als hij voor het eerst bij Beatrix op bezoek gaat om te praten over de biografie van Wilhelmina, om half vijf in de middag, vraagt de koningin wat hij wil drinken. Even twijfelt hij, want wat is aan het hof de gedragscode daarvoor? Dan antwoord hij diplomatiek ‘Hetzelfde als u, majesteit’. Ze maken samen een fles witte wijn soldaat. Of deze, nog aardiger. Op 29 december 1993 bezoekt hij op Soestdijk prinses Juliana, om te praten over de Wilhelminabiografie. Hij wil op tijd zijn, maar het verkeer zit mee en hij is drie kwartier te vroeg. Toch belt hij aan. Dat ontstemt haar hogelijk en ze blijft tijdens het gesprek wrevelig. Tot de oorlogsjaren aan bod komen, die ze in Canada heeft doorgebracht. Wanneer ze Fasseur vraagt waar hij in de oorlog was, en hij antwoordt dat hij met zijn moeder in een Jappenkamp zat, draait ze om als een blad aan een boom. Fasseur schrijft dan: ‘Ze werd een en al vriendelijkheid. Vermoedelijk omdat haar was bijgebracht dat voormalige geïnterneerden uit de kampen per definitie heel zielig waren en dus wel op vriendelijke woorden aanspraak mochten maken.’ Gevoel voor humor, heet dat. Niet iedere biograaf beschikt daarover. Fasseur wel.

Cees Fasseur
Dubbelspoor. Herinneringen
368 blz
Balans

Geen opmerkingen:

Een reactie posten