zondag 19 oktober 2014

In naam van de Heer

In wat misschien zijn laatste boek is keert Jeroen Brouwers terug naar zijn vroege jeugd. Niet naar zijn kinderjaren in het voormalige Nederlands-Indië, waarover hij al eerder schreef in zijn befaamde Indiëromans Het verzonkene (1979), Bezonken rood (1981) en De zondvloed (1988). Voor Het Hout heeft hij zich laten inspireren door de periode die hij vanaf 1950 doorbracht in verschillende rooms-katholieke jongenspensionaten. Hij verbleef daar omdat zijn ouders vonden dat hun zoon drie jaar na terugkeer uit Nederlands-Indië onhandelbaar was, duidelijk moeite had met de overgang naar Nederland. Een harde hand en strikte tucht leek hen de beste oplossing. Voor een jongen van tien jaar betekende dat een ingrijpende wending in zijn leven. Voor Brouwers, zoveel jaren later, blijkt het nog steeds een ervaring waarover hij met woede kan en moet schrijven. Maar wel met een kalme, gesublimeerde woede. Met als resultaat een indrukwekkende en effectieve afrekening.
Het verhaal wordt verteld door Broeder Bonaventura. Vroeger, toen hij nog in de buitenwereld leefde, heette hij Eldert Haman. Enkele jaren eerder reageerde hij op een vacature voor een leraar Duits in het jongenspensionaat Sint Jozef ter Engelen in Blijderhagen, een dorpje in Limburg. Hij kreeg de baan, werd gehuisvest in het gastenverblijf van het Franciscaner klooster maar bleef vooralsnog burger. Nadat de werkdag en de avondmaaltijd erop zaten stapte hij op zijn fiets en bracht de avond door in het dorp. Maar de kloosterlingen wisten hem langzaamaan en haast ongemerkt toch de orde in te praten.
Als broeder Bonaventura woont hij nu in het klooster. Bij de aanvang van het verhaal geniet hij echter nauwelijks nog aanzien binnen de orde. Zijn kritische houding ten aanzien van de misdragingen van sommige van zijn medebroeders en de leiding van het klooster hebben hem zijn positie als leraar gekost. Hij is gedegradeerd tot schoonmaker en nachtsurveillant. Iedere ochtend om zes uur, nadat hij er de hele nacht op heeft toegezien dat de jongens geen verboden dingen uithalen, moet hij ze wekken: 'Nu wordt ik geacht de horde te wekken met een luid uitgeschald: Geloofd zij Jezus Christus! De horde dient hierop spontaan te antwoorden: In alle eeuwigheid amen'.
De kern van het kwaad is Broeder Mansuetus, een Duitse broeder die door de hoofdvestiging van de orde is aangesteld in Sint Jozef ter Engelen om de tucht beter te handhaven. Het is een wanstaltig vette man die zijn gezag het liefst uitoefent door met regelmaat jongens af te rossen met een stuk hout. Een aanleiding hoeft daar niet voor te zijn. Soms is de afrossing een inleiding tot meer ‘tedere’ handelingen met zo’n jongen, die hij dan laat in de avond in zijn cel uitnodigt. Een handvol andere broeders kan, geconfronteerd met het voorbeeld van Mansuetus, hun neigingen tot vrijpostige en seksuele handelingen ook niet bedwingen: een aai in de nek, een hand op de bil en verder. De broeder-verpleger ziet in elk beginnend verkoudheidje van een jongen de ideale aanleiding om zijn patiënt bijzonder grondig te onderzoeken.  
Die misdragingen van hun collega’s zijn bij de overige broeders bekend, maar daar kan uitsluitend op fluistertoon en buiten gehoorafstand van de broeder overste over worden gesproken. De officiële lijn is dat er niets aan de hand is. Maar wanneer een van de jongens zo ernstig wordt misbruikt dat hij daar zelf bijna fatale consequenties uit trekt gaat de zaak ontsporen. Bij broeder Bonaventura zet dat een proces in gang waarin hij zich gaat realiseren hoe hij zich zijn echte leven heeft laten ontglippen.
Het misbruik van jongens binnen de rooms-katholieke kerk is natuurlijk geen nieuws, we hebben daar door alle onthullingen van de afgelopen jaren een goed beeld van. We zijn misschien zelfs wel wat afgestompt voor dergelijke berichten. Desondanks weet Brouwers het misbruik indringend voelbaar te maken. Bijvoorbeeld wanneer Bonaventura midden in de nacht, op zoek naar een van de jongens die ontbreekt op de slaapzaal, voor de deur van Mansuetus’ kamer staat maar daar niet binnen mag, terwijl hij bijna zeker weet dat de jongen daar binnen is. Of wanneer de jongens op het schoolplein fluisterend de details van hun ervaringen uitwisselen.
Het Hout is een rijk boek dat over veel meer gaat dan alleen het misbruik van de jongens door de katholieke broeders. Voor mij is ook de manier waarop de hier beschreven orde zich in naam van de Heer afwendt van de wereld verbijsterend. De jongens hebben tot vrijwel niets toegang dat zich buiten de muren van het klooster afspeelt: stripverhalen zijn verboden – Donald Duck is de duivel – evenals snoep, sport, films en boeken van moderne auteurs. De jongens groeien zo op tot geestelijk misvormde mensen. Brouwers koos niet voor niets als motto voor zijn roman een citaat uit Lucas 23:31: ‘Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre hout geschieden’.
Jeroen Brouwers schrijft met de hand, met pen op papier. Enkele jaren geleden werd hij getroffen door een herseninfarct, waardoor zijn schrijfmotoriek vrijwel volledig uitviel. Hij heeft dat zichzelf weer moeten aanleren. Ik heb het gevoel dat het gevecht om de woorden op papier te krijgen zichtbaar is in zijn stijl. De barokke uitbundigheid waarin hij vroeger zo uitblonk is hier niet te vinden. De tekst is compact, ieder woord is als het ware raak. Soms maakt Bonaventura zinnen niet af, ze eindigen op het moment dat je begrijpt wat er wordt bedoeld. Brouwers houdt die stijl consequent vol, van de  eerste tot de laatste zin. Het slot van het verhaal is weergaloos. Het is tegelijkertijd uitbundig, theatraal en qua symboliek ijzersterk. Dit is veruit het beste boek dat ik dit jaar las. Ik hoop toch zo dat het niet Brouwers’ laatste boek is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten