donderdag 9 oktober 2014

Hippo's in de Prinsengracht

De meesten van ons zullen zich dit beeld wel herinneren: David Attenborough die op zijn zij in het struikgewas ligt en fluisterend vertelt over de groep berggorilla’s die elkaar enkele meters verderop zit te vlooien. De imposante dieren lijken, zo dicht bij de presentator, nog kolossaler dan ze in werkelijkheid zijn. We bewonderen Attenboroughs moed, want als het mis gaat is hij er ongetwijfeld geweest. Maar het gaat goed, de crew weet wat ze doet. Die reportage is inmiddels uitgegroeid tot een van de bekendste natuurdocumentaires. Attenborough filmde de gorilla’s – de groep van Diane Fossey – in de bergwouden van Rwanda. In de voorbije decennia filmde hij voor de BBC op veel meer plekken in de wereld, daarbij steeds de dieren van zo nabij als mogelijk in beeld brengend.

De programma’s van Attenborough en zijn vele collega’s hebben de natuur bij ons thuis gebracht, ons ermee vertrouwd gemaakt. In dat opzicht zijn ze een geweldige promotie voor het ongerepte dierenleven. Maar we zijn er ook door verwend geraakt. Zo intens als je het leven op de Afrikaanse savanne vanuit je luie stoel kunt beleven, op een groot scherm en haarscherp, benadert welhaast de werkelijkheid. Daarbij steekt een bezoek aan een dierentuin, en dan vooral een traditionele dierentuin, toch maar magertjes af.

Dat laatste is precies de mening van Edo Morell, een jonge manager die door de Amsterdamse dierentuin Artis is aangesteld als directeur. Zijn belangrijkste opdracht is om de teruglopende bezoekcijfers weer op te vijzelen. Daartoe stelt hij een ambitieus masterplan op: ouderwetse traliehokken zullen verdwijnen, mislukte woestijnzandbakken uit de jaren zeventig worden omgebouwd en de stofkam gaat door het dierenbestand. Dit plan zal een investering van ruim honderd miljoen euro vergen, maar hij weet zijn bestuur mee te krijgen: ‘Branding, daar gaat het tegenwoordig om, onze dierentuin is een merk dat steviger in de markt verankerd moet worden. [….] De tijd van goedbedoelende zoölogie en detaillistische liefhebberij ligt achter ons. [….] Vanaf vandaag verkopen wij een product, handelen we in belevenissen, vermarkten we ervaringen. Niet het beest, maar de klant zal centraal staan’.

Dergelijk taalgebruik doet een pure manager vermoeden, maar Edo is wel degelijk een directeur die enthousiasme kan opbrengen voor de inhoudelijke kant van zijn dierentuin, die kan genieten van zijn dagelijkse wandelingen langs de dieren. Hij heeft echter besloten die inhoud, het verhaal van de dieren, zo optimaal mogelijk te verkopen. Dat is goed voor de dieren – die krijgen een prettige en meer natuurlijke leefomgeving – én goed voor de organisatie, want dan komt er meer bezoek en stijgen de inkomsten. Een tweesporenbeleid zou je het kunnen noemen.

De eerste beleving die wordt gerealiseerd is Afrika. Voor de deskundige begeleiding daarvan huurt Edo een Zuid-Afrikaanse neushoornspecialiste in, Sariah Malan. Voor zes miljoen euro koopt hij vervolgens drie neushoorns, twee koeien en een bul. Die laatste is afkomstig uit de Berlijnse dierentuin en heet Albrecht. Het trio moet in Amsterdam bijdragen aan de redding van de bijna uitgestorven soort. Albrechts spectaculaire aankomst in Artis – zie de omslag van het boek – markeert de voltooiing van de eerste fase van het masterplan.

Albrecht en wij is opgebouwd rond enkele actuele thema’s. De belangrijkste is natuurlijk de vraag naar de zin van dierentuinen. Sariah, die voorheen in de Afrikaanse natuur werkte, ziet dat na enkele jaren in Amsterdam het duidelijkst: ‘… de dierentuin is een menselijk bedenksel waarin een volstrekt onhoudbaar verhaal wordt verteld. Het dier dat wij u tonen, maken wij de bezoeker wijs, staat niet in Amsterdam maar in Afrika. Dit is geen dierentuindier maar een echt wild dier. [….] Die natuurlijke omgeving is in de praktijk weinig echter dan de set van een goedkope film. [….] Het zijn de mechanismen die in het theater de dienst uitmaken die ook bij ons in de dierentuin gelden.’

Het probleem van de dierentuin speelt in meer algemene zin ook bij musea en andere erfgoedinstellingen: Hoe verkoop je je product zo effectief mogelijk zonder daarbij je inhoudelijke missie of opdracht geweld aan te doen? Hoe ver ga je om bezoekers, en dus geld, binnen te halen. Dat is een vraag die in een tijd van bezuinigingen alleen maar sterker wordt.

De uitvoering van het project verloopt in de beginfase uiterst succesvol. Gesteund door Frank Rida, de voorzitter van zijn bestuur, weet Edo veel sponsors binnen te halen.  Ook bespeelt hij de media slim. Met uitspraken als ‘Hippo’s in de Prinsengracht, dat lijkt me wel wat’ haal je vanzelfsprekend de krant. Maar wanneer door tegenslagen het tweesporenbeleid dreigt te verworden tot een bedrijfsmatige spagaat moet hij kiezen. Dat doet hij vol overtuiging, maar met explosieve gevolgen ….

Albrecht en wij is de debuutroman van Lodewijk van Oord, die eerder gedichten en korte verhalen publiceerde. Een roman met dit onderwerp kan snel een belerend tintje krijgen, ontaarden in een opsomming van standpunten. Die valkuil heeft van Oord behendig weten te omzeilen door het verhaal afwisselend door de drie hoofdpersonen Edo, Sariah en Frank te laten vertellen, waardoor de verschillende meningen op een natuurlijke wijze in het verhaal worden ingebed. Wat deze roman voor mij afmaakt is dat Van Oord niet terugschrikt voor enig spectaculair theater. Vooral in de ontknoping gooit hij alle remmen los. Een debutant die durft, dat mag ik wel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten