Enkele citaten uit het juryrapport: ‘een kundig schijfster van non-fictie, die tegelijkertijd resoneert met de dichter die ze is’ en ‘een absolute aanwinst voor het genre van de zoekende en onderzoekende non-fictie’. Een onderzoekende geest dus, in combinatie met een uiterst zorgvuldig taalgebruik. Voor wie met dat werk nader wil kennismaken, hierbij een dubbelblogje over beide boeken.
Waagstukken gaat over mislukte kunstenaars. Niet over kunstschilders die tot de ontdekking komen dat hun zojuist voltooide werk beneden de maat is, want die hebben nauwelijks een probleem. Het doek weggooien is het gemakkelijkst, anders is altijd nog de achterkant te beschilderen, of opnieuw de voorzijde, na het aanbrengen van een verse grondlaag. Ook een beeldhouwer, een graveur of tekenaar kan het mislukte werk verdoezelen. Niemand hoeft van de potentiële afgang te weten, reputaties worden gespaard. Voor een ander soort kunstenaar, de architect, ligt dat iets anders. Een gebouw aan het oog onttrekken is niet mogelijk, het herstellen van een fout vaak te kostbaar. Voor Van den Broeck was dit een intrigerende kwestie: wat doet een architect in zo’n geval? Hoe gaat hij of zij om met de schande, het voor iedereen zichtbare mankement, het brevet van onvermogen? Wordt het, in extreme gevallen, een nagel aan de doodskist? Met andere woorden: eindigt het in zelfdoding? Van den Broeck laat in Waagstukken in dertien hoofdstukken zien dat dit voor evenzovele architecten inderdaad de reden was een einde aan hun leven te maken, of anders het begin van een langzaam wegkwijnen met uiteindelijk de dood als gevolg..
Een voorbeeld van dat laatste overkwam Reginald Wycliffe Geare (1889-1927). Een jonge architect, die voor investeerder Harry Crandall bioscopen bouwde in de stad Washington. De speelfilm was een nieuw medium, het publiek was er verzot op en in de door Geare gebouwde bioscopen die eruit zagen als weelderige paleizen waren de liefhebbers echt een avondje uit. Een van die gebouwen, het Knickerbocker Theater, stortte in de winter van 1922 na heftige sneeuwbuien in, met bijna honderd slachtoffers tot gevolg. Een onderzoekscommissie stelde vast dat de dakconstructie van het pas vijf jaar oude gebouw niet stevig genoeg was verankerd en dat er bovendien met ondeugdelijk materiaal was gewerkt. Geare kreeg de schuld in de schoenen geschoven, maar werd uiteindelijk niet berecht. Zijn loopbaan als architect was echter over en vijf jaar later, nog slechts een schim van de man die hij ooit was, zette hij de gaskraan open.
Dit is de meest recht toe, recht aan vertelling in de bundel. Maar het kan ook anders lopen na een bouwkundige uitglijder. En er bestaat ook zoiets als een stilistische uitglijder, een gebouw dat door de kenners en het publiek gewoon niet mooi wordt gevonden. Dus ook ‘mislukt’. Van den Broeck geeft daarvan heerlijke voorbeelden, zoals van de negentiende-eeuwse Wiener Staatsoper. Hilarisch, maar van een andere orde, is het verslag van haar bezoek aan de zeventiende-eeuwse kerk van het dorpje Verchin in het noorden van Frankrijk. De van bakstenen gemetselde torenspits daarvan is in de loop van de tijd ietwat gaan draaien en ziet er nu uit als een slaapmuts op half zeven. Ze maakt ter plekke ook kennis met de voorzitster van de Association des Clochers Tors d’Europe, oftewel de Vereniging van Gedraaide Torenspitsen in Europa. En ja, het schijnt dat de hoofdmetselaar Jean Porc in 1611 van een hoge steiger in de kerk zijn dood tegemoet viel. Maar zelfmoord …?De selectie van projecten is breed. Van den Broeck imponeert je met haar stuk over de vermaarde Italiaanse architect Francesco Borromini (1599-1667) en zijn kerkje San Carlo alle Quattro Fontane in Rome, maar opent de bundel evengoed met de min of meer banale bouwkundige perikelen rondom het gemeentelijke zwembad in haar woonplaats Turnhout.
En wat is de definitie van ‘mislukt’? Voor een perfectionist zal dat anders klinken dan voor een architect van het slag ‘goed is goed genoeg’. Van den Broeck gaf haar bundel de titel Waagstukken. De meeste van haar case studies zijn dan ook projecten waar de architect, uit vrije wil of noodgedwongen, zijn ambitie opschroefde of een ongebaand pad insloeg. Dus een risico aanging. In zekere zin geldt dat ook voor Van den Broeck zelf. Zij is zichtbaar in haar onderzoek, we gaan met haar mee op speurtocht, ze uit met enige regelmaat haar twijfel over de opzet van haar project, over de haalbaarheid ervan. Maar ze slaagt. Ze creëerde een bundel met ongewone maar vrijwel altijd fascinerende essays. Wat het afmaakt is de uitvoering van de omslag van het boek in de zogenoemde Japanse bindwijze. De afdekking van de rug ontbreekt, wat de naaiwijze zichtbaar laat. En zowel de voorzijde als het achterplat zijn binnenstebuiten uitgevoerd. Geestig. Een waagstukje.
Bestaat Waagstukken uit dertien verhalen, of essays zo u wilt, die min of meer losjes in elkaar grijpen, het zojuist bekroonde Een vlam Tasmaanse tijgers is opgebouwd uit 25 teksten die veel meer één geheel vormen. Uitgangspunt is het in kaart brengen van de Tasmaanse tijger, een wat onooglijk roofbuideldier dat enige gelijkenis vertoonde met een hyena. Het dier is sinds 1936 officieel uitgestorven, ofschoon er in Australië, Nieuw-Guinea en vooral op Tasmanië nog met enige regelmaat een melding wordt gedaan.Van den Broeck is van de details. Daar verliest ze zich graag in. Toen ze tijdens een onderzoek naar iets heel anders op Tasmanië stuitte op het verslag van de aankomst van een Tasmaanse tijger in de Antwerpse Zoo, in het voorjaar van 1911, om de hoek van haar toenmalige werkadres, ging ze los. Ze bezocht bibliotheken, archieven, musea voor natuurlijke historie en sprak met tal van wetenschappers. Ze reisde af naar Tasmanië, maakte wandelingen door de natuurlijke habitat van de Tasmaanse tijger en sprak ook daar met specialisten. Omdat het dier bekend stond als een schapendoder was er gedurende de negentiende eeuw door boeren flink op gejaagd. Eerst om het te doden, maar toen het aantal daalde en dierentuinen over de hele wereld bereid waren flinke sommen neer te tellen voor een levend exemplaar ook met dat doel. De meeste exemplaren overleefden in gevangenschap echter niet heel lang.
De zoektocht van Van den Broeck levert kleurrijke verhalen op. Maar ook vragen van meer ethische aard. Hoe zinvol is het, bijvoorbeeld, om zoveel tijd te steken in het onderzoek naar een verdwenen soort wanneer je het daarin geïnvesteerde geld ook kan steken in het redden van een vandaag de dag bedreigde soort? Die vraag stelt ze ook aan de directeur van een laboratorium dat gesteund door fondsen en investeerders bezig is, via genetische manipulatie, de Tasmaanse tijger en andere uitgestorven soorten weer tot leven te wekken. Op de website van die organisatie is het volgende te lezen: ‘Door de wetenschap van genetica te combineren met het ondernemerschap van ontdekkingen willen we de voorouderlijke hartslag van de natuur weer op gang brengen. Om de wolharige mammoet terug over de toendra te zien denderen. […] En om de verloren gegane wildernis van de aarde weer tot leven te wekken’. Dat leest als een onheilspellende spin-off van Jurassic Park, concludeert Van den Broeck.Het is heerlijk grasduinen in deze mix van reisverhalen, geschiedschrijving, journalistieke stukken en essays. Vooral de in Tasmanië spelende episoden – de Tasmaniërs noemen hun eiland van oudsher Lutruwita – spreken tot de verbeelding. Wanneer Van den Broeck een wandeling dwars door de bush onderneemt en aan het eind daarvan op het meest zuidelijke strand van Tasmanië arriveert, zich realiserend dat ze eigenlijk aan de rand van Antarctica staat, aan de voorlaatste halte van de wereld, en ze die sensatie in flonkerende taal beschrijft, begrijp je waarom de prijs terecht is.
Zelf ben ik vooral gecharmeerd van de link die Van den Broeck legt tussen haar grootmoeder en de manier waarop je ook geschiedenis kan bedrijven. Haar oma had naast haar huis een garage. Daarin lag een groot Perzisch tapijt, daar hield ze van. Maar omdat een dergelijk tapijt haar beurs te boven ging, had ze op vlooienmarkten voor een habbekrats Perzisch uitziende tapijtjes gekocht. En paste die, keurig als een legpuzzel, aaneen met soms hier en daar een overlap. Het resultaat: echt, maar toch ook niet echt. In ieder geval meerstemmig. Een beetje op de manier waarop sommige veelal Angelsaksische historici hun vak beoefenen, met gebruikmaking van ‘speculatieve fabulatie’. Daarbij laat je verzinsels of fantasieën toe, spelen ze een rol bij het vervolmaken van een historisch beeld dat toch grotendeels is gebaseerd op wetenschappelijke feiten. Dat is speels. En past bij dit boek.
Charlotte Van den Broeck / Waagstukken / Met een omslagontwerp van Steven van der Gaauw / 286 blz / Uitgeverij De Arbeiderspers, 2019
Charlotte Van den Broeck / Een vlam Tasmaanse tijgers / 270 blz / De Arbeiderspers, 2024





















