Franz von Siebold (1796-1866) kwam uit een familie van geneesheren. Zowel zijn vader als zijn grootvader beoefenden dat beroep, waren hoogleraar medicijnen en chirurg. Franz studeerde medicijnen aan de universiteit van Würzburg. Na voltooiing daarvan kwam hij via het netwerk van zijn familie in contact met de lijfarts van de Nederlandse koning Willem I, die hem aanbood als chirurgijn-majoor dienst te nemen in het Nederlandse leger en te worden uitgezonden naar Nederlands-Indië. Met de opdracht: de medische verzorging van de manschappen en onderzoek naar de natuurlijke historie van het land. Dat leek Von Siebolds, met zijn fascinatie voor exotische culturen, flora en fauna, een buitenkans. Eenmaal gearriveerd in Batavia werd er opnieuw van hogerhand ingegrepen in zijn loopbaan. De gouverneur-generaal zelf vroeg hem arts te worden op Dejima, de Nederlandse handelspost op een piepklein eilandje voor de kust van het Japanse Nagasaki. Ook hier weer mét diezelfde onderzoeksopdracht. Von Siebold was buiten zinnen van vreugde: onderzoek doen in een land dat exclusief toegankelijk was voor Hollanders!
Von Siebold bereikte Dejima in 1823, op een moment dat de glorietijd van de handelspost wel voorbij was. Ten tijde van de VOC was het er een drukte van belang geweest, na haar opheffing in 1800 ging het jaarlijks hooguit nog om een handvol Hollandse koopvaardijschepen. Ook de vaste bezetting van het eiland was minimaal, meer dan twintig personen waren er nooit. Tijd te over dus, voor de vers gearriveerde arts en onderzoeker. Het was de Hollanders verboden aan land te gaan, maar Von Siebold wist al snel vrijstelling daarvan te bewerkstelligen toen de autoriteiten doorkregen hoe waardevol zijn colleges medicijnen waren voor Japanse studenten. Er werd zelfs op een heuvelachtig stukje Nagasaki een collegezaal speciaal voor dat doel neergezet.Hoe zou Annejet van der Zijl Von Siebold in één woord karakteriseren, werd haar dinsdagavond gevraagd. Daar hoefde ze niet lang over na te denken: ‘Overambitieus’. Het gesprek ging even daarvoor over de onafzienbare collecties die Von Siebold aanlegde in de zes jaar die hij op Dejima doorbracht. Naast planten, kruiden en kleine opgezette dieren ging zijn interesse ook uit naar gebruiks- en kunstvoorwerpen. Die laatste zouden bijdragen aan zijn verbanning uit Japan, in 1829. Drie jaar daarvoor had hij deelgenomen aan de vierjaarlijkse hofreis naar Edo. Daar, in het bestuurlijke hart van het land, in het hof van de shogun, werd Von Siebold achteraf bezien iets te hebberigs. Enkele landkaarten die hij illegaal ruilde, en een kimono met het zegel van de shogun, waren voorwerpen die onder geen beding in niet-Japanse handen mochten vallen. Daar stond de doodstraf op. Een van de Japanners met wie Von Siebold de ruil had gepleegd overleefde de kwestie dan ook niet. En voor Von Siebold zou het de aanloop betekenen van zijn uiteindelijke verbanning.
Terug in Europa werd het leven van Von Siebold niet minder kleurrijk, integendeel. Zijn verzamelingen overleefden vrijwel ongeschonden de tocht over de oceanen. Dat was uniek werkmateriaal waaruit hij boeken liet samenstellen, waarvan hij delen verkocht – onder andere aan koning Willem II – en die hij tentoonstelde. Voor dat doel kocht hij een pand aan het Leidse Rapenburg, waarin op de bel-étage een klein museum was gevestigd en hijzelf erboven woonde. Het huidige museumgebouw.Tot zover in grote lijnen het bekende verhaal over Von Siebold. Van der Zijl vertelt het vakkundig, maar het is niet waar de werkelijke waarde van haar biografie in schuilt. Die ligt vooral in haar keuze haar boek een dubbelbiografie te laten zijn, van Von Siebold én van Kusumoto ine ‘Oine’, zijn dochter. Dit meisje werd in 1827 geboren, uit een oogluikend toegestane relatie die Von Siebold had met een jonge Japanse vrouw, Sonogi O-Taki. Uit wat Van der Zijl aan informatie kon vinden moet dit een oprechte, liefdevolle relatie zijn geweest. En toch liet Von Siebold vrouw en dochter achter in Japan toen hij in 1829 werd gedwongen te vertrekken. Weliswaar voorzag hij ze van voldoende kapitaal om het een tijd uit te zingen, maar hij vertrok. En beantwoorde jarenlang geen brieven van Sonogi. Doet denken aan het scenario van Madame Butterfly …
Het bijzondere van dit deel van het verhaal is dat de dochter rond haar twintigste medicijnen ging studeren, de eerste vrouwelijke arts in Japan werd en zelfs zou worden aangesteld als lijfarts van de keizerin. Dergelijke stappen waren voor een vrouw hoogst ongebruikelijk in de toenmalige Japanse samenleving, die nog heel lang werd gedomineerd door mannen. In het huidige Japan kennen veel mensen daardoor haar naam, wordt zij beschouwd als een rolmodel. Voor Van der Zijl was dit zo’n verrassing dat zij besloot over vader én dochter te schrijven. Dat geeft haar de gelegenheid tot spiegelingen, tot mijmeringen over het kijken naar elkaars werelden. Dat een fotoportret van Oine de omslag van het boek siert, is een mooie vondst.
‘Ik heb een voorzet gedaan, nu Japanmuseum Sieboldhuis nog’, eindigde Van der Zijl de bijeenkomst. Daar blijken inderdaad al plannen te liggen voor het aanpassen van de permanente presentatie.
Annejet van der Zijl / De zwevende wereld / 352 blz / Hollands Diep, 2025
Luisterboek, voorgelezen door Karin Douma / 8 uur en 49 minuten / Hollands Diep, via Storytel, 2025