zondag 5 mei 2024

Het kamp dat verzwegen werd

Het kan snel gaan. Toen onderzoeksjournalist Hester den Boer enkele jaren geleden ontdekte dat haar opa, Jan den Boer, tijdens de laatste maanden van de oorlog niet in Kamp Westerbork had gezeten – zoals in haar familie altijd werd gezegd – maar in Kamp Erika, was dat voor haar op twee manieren verwarrend. Ten eerste vroeg ze zich af waarom hij dat altijd had verzwegen. Maar misschien belangrijker voor haar, die nog wel aan de UvA een masteropleiding Holocaust- en Genocidestudies had gedaan, was dat zij nog nooit van Kamp Erika had gehoord! Het triggerde haar tot het uitzoeken van het oorlogsverleden van haar opa en de geschiedenis van dat kamp. In het voorjaar van 2023 verscheen het resultaat daarvan, het boek Kamp Erika. Het oorlogsverhaal van mijn opa en het Nederlandse kamp dat verzwegen werd.

En gisterochtend, bij het checken van de laatste versie van dit blogje, verscheen op de website van de NOS een reportage getiteld Namenlijst kamp Erika online, concentratiekamp dat werd vergeten en verzwegen. Opeens staat Kamp Erika in het middelpunt van de belangstelling, en dat nog wel op 4 mei. Het is wel eens anders geweest, vertelt Den Boer in haar boek.

Kamp Westerbork, Kamp Vught, Kamp Amersfoort en, alleen in de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog, Kamp Schoorl. Heel veel Nederlanders kunnen dit rijtje opdreunen. Het waren immers de kampen waar opgepakte Joden, Sinti en Roma werden vastgezet, in afwachting van hun transport naar een van de vernietigingskampen in het oosten. De kampen ook die een radertje waren in het systeem van de Endlösung der Judenfrage, de door de nazi´s bedachte definitieve oplossing van het ´Jodenvraagstuk´. Ook voor Den Boer was dat het beeld van de Nederlandse kampen. 

Misschien is het goed om even te vermelden dat Den Boer voor haar dagelijkse werk journalistieke projecten uitvoert. Ze kiest een onderwerp en een vraagstelling, diept dat door eigen onderzoek uit en publiceert daar dan artikelen over. Ze schrijft voor de grote landelijke bladen, maar schrok ook eerder al niet terug voor het format van een boek: in 2019 verscheen Onderdrukt door de Verlosser, een zoektocht naar Stalins erfenis in het Rusland van nu, waarvoor ze maandenlang door de verre binnenlanden van het Russische rijk rondreisde. De grondige aanpak, dus. Zo zou je ook Kamp Erika en het verhaal van haar opa kunnen zien: haar verbijstering – of schaamte – dat ze zo’n kamp niet kende, én de schimmige relatie van haar opa tot dat kamp. De grote wereldgeschiedenis ontmoette haar eigen familiegeschiedenis. Dat was een project dat erom vroeg te worden uitgezocht. 

Kamp Erika, gelegen nabij Ommen, in Overijssel, was met haar maximale capaciteit van 1.300 gevangenen een middelgroot kamp. Het onderscheidde zich op drie punten van de hierboven genoemde kampen: het was géén doorgangskamp voor gevangenen op weg naar de gaskamers; er werden géén Joden opgesloten; en het bewakingspersoneel bestond níet uit Duitsers maar uit Nederlanders. Vanaf mei 1942 zaten er vooral ‘plegers van economische delicten’, oftewel zwarthandelaren. Vanaf medio 1943 werd het gebruikt als doorgangskamp voor mannen die voor de arbeidsinzet in Duitsland waren opgepakt. In de laatste fase van de oorlog diende het als gevangenis voor opgepakte leden van het verzet. In alle jaren waren de gevangenen verplicht dagelijks dwangarbeid te verrichten, meestal bij boeren in de omgeving of in de bosbouw.

Die algemene beschrijving lijkt te duiden op een relatief licht regime, maar schijn bedriegt. Tijdens haar onderzoek zal Den Boer moeten vaststellen dat je in Kamp Erika je leven lang niet altijd zeker was. Dat er vrij veel gevangenen overleden door fysiek en geestelijk geweld. Dat zich onder de bewakers, ogenschijnlijk brave huisvaders, ook regelrechte beulen bevonden die er plezier in hadden iemand zomaar dood te knuppelen. 

Den Boer vertelt haar verhaal langs de lijnen van haar onderzoek. In 35 niet al te lange hoofdstukken denk je als lezer met haar mee, gaat samen met haar naar archieven, bezoekt handenvol 90-plussers die Kamp Erika als gevangene hebben beleefd en luistert naar hun onthutsende verhalen. Je begeleidt haar zelfs wanneer zij met haar campertje een plaatsje heeft gereserveerd op de camping bij Ommen die precies op de plek van het inmiddels afgebroken kamp ligt. Wanneer zij de eigenaar van de camping vraagt naar het verleden van de plek, en naar het ontbreken van een bescheiden maar fatsoenlijke herdenkingsplek, krijgt zij als antwoord dat recreanten naar Ommen komen voor hun ontspanning, dat die geen behoefte hebben aan nare verhalen. De gemeente Ommen staat er ook zo in. Maar gelukkig levert een lezing die zij daar houdt, en waarvan een verslagje in de lokale krant terechtkomt, wel nieuwe informanten op. 

Zoals zo vaak bij het doen van onderzoek wordt de kwestie niet alleen helderder, maar roepen de vondsten ook weer nieuwe vragen op. Zo vindt Den Boer een ontvangstbewijs van 18 maart 1945, getekend door de leiding van een bijkamp van Westerbork: ‘De gevangene J.J.H. den Boer verklaart hiermede te hebben ontvangen de somma van FL. 250 (tweehonderd en vijftig)’.  Een bedrag van 250 gulden was in die dagen een enorm bedrag. Waarom zou hij dat hebben gekregen? Heeft hij daarvoor iets gedaan? Er stond standaard een premie van 25 gulden op het hoofd van een vluchtende gevangene. Heeft hij zich op die manier misdragen? Dat zou betekenen dat hij niet alleen een slachtoffer was, maar ook een dader. Dat zou ook een verklaring zijn voor sommige gedragingen van haar opa na de oorlog. Voor het niet kunnen praten over de oorlog.

De scheidslijn tussen slachtoffer en dader, die soms heel dun kon zijn, wordt vanaf dan een rode draad in Den Boers onderzoek. Op het Nationaal Archief spit ze wekenlang de dossiers door van alle met naam bekende bewakers van het kamp, die na de oorlog zijn opgesteld ten behoeve van de Bijzondere Rechtspleging. Op zoek naar gevallen van zo’n overschreden scheidslijn. Op zoek naar een vermelding van haar opa. Op zoek naar het begrijpen van dergelijk gedrag.

 In het jaar 2000 nam de EU de Stockholm Declaratie aan. Daarin verplichten alle landen die ondertekenden zich om de Holocaust te erkennen, op die plekken musea te stichten ter educatie, en onderzoek te doen. Al eerder, in de jaren negentig, kwamen hiervoor ook fondsen beschikbaar. In Westerbork, Vught en Amersfoort zijn  daardoor nu indrukwekkende museale herinneringsplekken gecreëerd, in Schoorl staat een keurig monumentje. Dit mede door de welwillende opstelling van die gemeenten. Ommen had daar indertijd geen boodschap aan. Heeft dus ook de boot gemist. Een inhaaloperatie leverde een armzalig resultaat op: een monumentje in de vorm van een gedrochtje van slecht beton dat van de campingeigenaar niet meer dan twintig centimeter boven de grond mocht uitstekend. Gelukkig is er nu een boek, denk ik dan. En nationale bekendheid. 

Hester den Boer / Kamp Erika. Het oorlogsverhaal van mijn opa en het Nederlandse kamp dat verzwegen werd / 288 blz / Atlas Contact, 2023