zondag 5 november 2023

De Zelfdenker

Het was gemeen koud, die ochtend van de 29ste januari 1970. Karel van het Reve, die in zijn gloednieuwe Austin 1300 vanuit Amsterdam naar Leiden was komen rijden, verkeek zich daarop toen hij op het Rapenburg wilde parkeren. Zag niet dat de kinderhoofdjes bedekt waren met een laagje ijzel. En gleed met auto en al het water in. Hij wist even niet wat te doen, waarop een voorbijganger hem toebeet: ‘Kom eruit, klootzak!’ Met een beetje hulp wist hij op de kant te komen, waar hij kon vaststellen dat alleen zijn broek drijfnat was geworden. Met enige vertraging kon hij dan ook zijn hoorcollege Russische literatuur geven, in een geleende broek van zijn student Maarten Biesheuvel. Voor deze laatste was het ongeval trouwens een teleurstellende ervaring. Jarenlang had hij gedacht dat Van het Reve God was, maar realiseerde zich nu dat dit niet het geval was. Anders was hij immers toch met zijn auto over het water gereden, of op zijn minst zelf gelopen?

Het kleurrijke leven van Karel van het Reve (1921-1999) is door Willem Melching beschreven in de onlangs verschenen biografie met de passende titel De zelfdenker. Van het Reve zal bij velen vooral bekend zijn vanwege zijn in 1985 gepubliceerde Geschiedenis van de Russische literatuur, het boek waarmee hij een groot publiek bereikte en tevens zijn wetenschappelijke carrière min of meer afsloot. Maar dat was slechts het slotakkoord van een leven dat hij grotendeels in dienst had gesteld van de studie naar de Russische maatschappij en literatuur. 

Die fascinatie voor alles wat Russisch is was voorbeschikt, zou je kunnen zeggen. Karel werd namelijk geboren in wat Melching betitelt als een ‘vrome communistische familie’. Vader Van het Reve werkte bij de partijkrant van de CPN, was een actieve zendeling voor het geloof van de kameraden en maakte regelmatig reizen naar zusterpartijen in het buitenland. Moskou bezocht hij vijf keer. Later in zijn leven kon hij nog vol trots vertellen hoe hij zowel Lenin als Trotski had horen spreken. Fanatiek kon je Karels ouders niet noemen, maar ze waren er wel van overtuigd dat het marxisme-leninisme de waarheid in pacht had. Een dergelijk enthousiasme voor de communistische leer was begin jaren twintig, zo kort na de revolutie, niet ongewoon. 

Op ongeveer negenjarige leeftijd achtte vader Van het Reve het tijd om zijn zoon in te wijden in zijn levensovertuiging. Karel vatte die uitleg later bondig samen: ‘Toen ik als kind een keer boven ziek lag zette mijn vader mij de Leer uiteen. Hij ging tussen mijn bed en dat van mijn grootvader op de grond liggen en vertelde me dat de wereld verdeeld was in twee kampen: de kapitalisten en de arbeiders. De kapitalisten bezaten alles, de fabrieken, de mijnen, het land. Zij werkten niet. De arbeiders hadden niets, en moesten voor de kapitalisten werken, en de kapitalisten werden steeds rijker, en de arbeiders bleven arm.’ Een wereld die bestaat uit twee kampen, de kameraden aan de ene kant, de mensen aan de andere. Karel besefte later dat deze onthulling in zekere zin het einde had betekend van zijn zorgeloze kinderjaren in het Amsterdamse Betondorp.

Karels jongere broer Gerard, de schrijver, verwoordde het later op zijn eigen manier, maakte er literatuur van: ‘Mijn ouderlijke woning was een gevechtspost in de strijd van het internationale proletariaat. Daarmede is veel gezegd. Nooit heb ik een zo geconcentreerde verzameling ontevreden mensen gezien als die welke ons huis bezocht. Het percentage, onder de partijgenoten, van bultenaren, horrelvoeten, asthma- en teringlijders, bezetenen en querulanten was buitengewoon hoog

Het zou geruime tijd duren eer Karel inzag dat de leer van zijn ouders een dwaalleer was. Tijdens zijn studie Russisch, die hij na het behalen van zijn gymnasiumopleiding in 1939 aanvatte en die hij gedurende de oorlogsjaren voor zover mogelijk zelfstandig doorzette, was er nog geen vuiltje aan de lucht. Pas tijdens een verblijf van zes weken in Moskou in 1948, waar hij tijdens het wereldkampioenschap schaken tolkte voor Max Euwe, doorzag hij de leugens van het regime. Hij was ontgoocheld. 

In datzelfde jaar kreeg hij een aanstelling als wetenschappelijk assistent aan het Rusland-Instituut, kort daarvoor door de UvA opgericht. Dat gaf hem tijd om in artikelen zijn visie op de Sovjet-Unie uit te dragen en connecties om die stukken geplaatst te krijgen. Met effect, want de Nederlandse communisten waren hels. Karel werd in 1949 door Marcus Bakker persoonlijk uit de partij gegooid. In dat stadium deed hem dat niets meer. Hij was nu officieel vrij van welke leer dan ook. Hij was ‘zelfdenker’.

Biograaf Melching heeft tijdens zijn onderzoek een schat aan gegevens boven water gekregen, en heeft de neiging veel ervan ook even te noemen. Desondanks is de biografie uiterst leesbaar en gaat hij op de meest wezenlijke elementen van Karels leven wel degelijk dieper in. Zo ook op zijn betrokkenheid bij de pogingen van Russische dissidenten om hun werk of opvattingen gepubliceerd te krijgen in het Westen. Karels hoogleraarschap Slavische Letterkunde, dat hij sinds 1957 in Leiden bekleedde, maakte het voor hem mogelijk met regelmaat naar de Sovjet-Unie te reizen. Tijdens een correspondentschap voor Het Parool in 1967-’68 zat hij er zelfs een heel jaar. 

Vanaf 1965 onderhield hij contacten met dissidenten als Andrej Amalrik – Haalt de Sovjet-Unie 1984? – en de atoomgeleerde Andrej Sacharov – onder andere Pleidooi voor een menswaardig bestaan. Karel smokkelde de manuscripten soms zelf het land uit, vertaalde ze en zocht uitgevers. Andere keren gaf hij ze iemand mee. Zoals het manuscript van het beroemde manifest van Sacharov,  Gedachten over vooruitgang, vreedzame coëxistentie en intellectuele vrijheid, dat de Sovjet-Unie verliet in de vioolkist van Emmy Verheij. Zij wist niet waar het om ging, maar had Karel beloofd de dikke enveloppe geadresseerd aan Het Parool bij aankomst op Schiphol direct op de bus te doen. Vertaald en wereldwijd in dagbladen gepubliceerd, enkele weken later, werd het gezien als een klap in het gezicht van het Sovjet-regime.

Zo langzamerhand werd Karel wat we noemen een ‘publieke intellectueel’. Hij gaf zijn mening, gevraagd en ongevraagd. Als zichzelf of onder zijn pseudoniem Henk Broekhuis. Zijn columns en artikelen, die werden geprezen om hun helderheid en effectiviteit, werden gebundeld in titels als Het geloof der kameraden (1969) en Met twee potten pindakaas naar Moskou (1970). Hij kreeg voor zijn essays in 1981 de P.C. Hooftprijs, net als zijn broer dertien jaar eerder voor zijn proza. En naast dit alles had hij ook nog zijn hoogleraarschap. Zijn hoorcolleges waren vermaard om de boeiende verhalen, de heldere analyses en de ongewoon persoonlijke, haast hartstochtelijke presentatie. Ik heb zo’n college helaas nooit bijgewoond, maar wanneer ik weer eens blader door De geschiedenis van de Russische literatuur. Van Vladimir de Heilige tot Anton Tsjechov stel ik me voor dat de verhalen daarin zo’n beetje de schriftelijke neerslag vormen van die colleges. Heb ik toch wat. 

Willem Melching / Karel van het Reve 1921-1999. De zelfdenker / 414 blz / Prometheus 2023