woensdag 25 augustus 2021

Verslingerd aan de theoretische natuurkunde

Een heel enkele keer is alleen al de titel van een boek genoeg om je aandacht te trekken. Dat was voor mij het geval bij Denken is verrukkelijk, de biografie van Tatiana Afanassjewa en Paul Ehrenfest die Margriet van der Heijden begin dit jaar publiceerde. Ze beschrijft daarin het leven van twee mensen, geliefden én beiden gefascineerd door de zich omstreeks 1900 in snel tempo ontwikkelende natuurwetenschappen. Hij was afkomstig uit het Joodse Wenen, waar zijn ouders een succesvolle winkel dreven, zij kwam uit een welgestelde familie in Sint Petersburg. Ze ontmoetten elkaar in 1902 in het Duitse Göttingen, waar ze zich beiden aan de universiteit hadden ingeschreven. Zij was de eerste vrouw die daar in Göttingen toestemming voor kreeg. Ze stortten zich vol passie op de natuurkunde en wiskunde, en hoopten uiteindelijk via een goed of opvallend proefschrift de deur te openen naar een onderzoekaanstelling aan een universiteit of ander wetenschappelijk instituut. Deels zou ze dat lukken, maar politieke én persoonlijke omstandigheden zouden dat ook frustreren. In deze dubbelbiografie schetst Van der Heijden ons daarmee ook een indrukwekkend tijdsbeeld van de wetenschappelijke wereld in de periode 1880-1940.

Een mooi moment in het leven van de afgestudeerde maar nog jonge Ehrenfest speelde zich af op 24 februari 1912. In die tijd woonden hij en Tatiana in Petersburg, waar zij een baan had bij het Pedagogisch Museum van de Militaire Academie en hij na wat losse opdrachten aan het Polytechnisch Instituut colleges wiskunde gaf aan ouderejaars. Daar lag ook zijn hart, bij het geven van onderwijs. Hij genoot ervan om uiterst complexe materie – hét kenmerk van de wis- en natuurkunde in deze jaren – zo uit te leggen dat al zijn studenten het zouden moeten kunnen bevatten. Maar zijn ambitie reikte verder, een leerstoel aan een vooraanstaande universiteit was zijn ideaal. Daarom stapte hij in 1912 op de trein en maakte een rondreis langs Europese collega’s die hem daarbij zouden kunnen helpen. Netwerken was toen in hoge mate een fysieke bezigheid.

Op die zaterdag in februari 1912 veranderde zijn leven. Zo voelde hij dat, naderhand. Om tien voor drie reed de internationale trein uit Zürich het station van Praag binnen. Paul stapte uit en zag de man met wie hij had afgesproken bijna onmiddellijk staan onder de stationsklok: gekleed in een te grote overjas  met daaronder een kreukelig pak en daarboven een dikke bos zwart haar. Albert Einstein. Inmiddels al wereldberoemd, dus Paul herkende hem van foto’s. Aan een baan kon Einstein, die zelf net verhuisde van de Praagse universiteit naar die in Berlijn, hem niet helpen, maar er was wel direct een klik. Na eindeloze gesprekken over hun vak verzuchtte Einstein dat het hem vaak gebeurd was dat iemand zei ‘dat geloof ik niet’, maar zelden dat zo iemand die uitspraak ook kon onderbouwen. Paul kon dat. De mannen zouden hun leven lang vrienden blijven.

Nog datzelfde jaar kwam ook de officiële erkenning waar Paul al zo lang naar zocht. Hendrik Lorentz, de befaamde Leidse hoogleraar, ging met vervroegd pensioen en adviseerde de universiteit om Paul aan te stellen als zijn opvolger. Lorentz bewonderde Pauls wetenschappelijke artikelen en aan een eerdere ontmoeting had hij een goed gevoel overgehouden. Paul en Tatiana verhuisden naar Leiden, waar ze de rest van hun leven zouden blijven. Paul bleek ook daar een briljant docent die uit getalenteerde studenten het beste wist te halen. Als hoogleraar theoretische natuurkunde stichtte hij een nieuw instituut voor die studierichting, nu bekend als het Instituut Lorentz voor Theoretische Fysica. Het imposante huis aan de Witte Rozenstraat dat Tatiana voor haar gezin ontwierp werd een pleisterplek voor vooraanstaande wetenschappers. Of, zoals Margriet van der Heijden het noemt, een oase in een steeds lelijker wordende buitenwereld. Je kunt fotoboeken vullen met kiekjes waarop vakgenoten als Niels Bohr, Hendrik Lorentz, de eeuwige Einstein en anderen discussiëren, formules op een schoolbord krijten of na een maaltijd soezerig van de wijn onderuitzakken op de bank.

En Tatiana, was zij al die tijd de vrouw die zichzelf wegcijferde voor de loopbaan van haar man? Ja en nee. Ze volgde hem natuurlijk trouw naar de plekken waar hij een aanstelling wist te bemachtigen. En zorgde ervoor dat haar gezin daar een veilige omgeving vond. Tussendoor wist ze tijd te vinden om artikelen te schrijven. Maar in toenemende mate koos ze ook haar eigen weg. Onderwijs en educatie in de wiskunde, vooral voor meisjes en vrouwen in haar moederland, voelde ze steeds meer als een persoonlijke missie. Voor projecten op dat vlak reisde ze meermaals naar Rusland, ook na 1917, en verbleef daar soms voor langere tijd.

Van der Heijden is een wetenschapsjournalist die bij CERN in Genève is opgeleid als deeltjesfysicus. Dat ze de materie beheerst merk je duidelijk wanneer ze Paul schetst in zijn wetenschappelijke omgeving, werkend aan zijn eigen onderzoek en reagerend op dat van anderen. Want dat de theoretische natuurkunde in die jaren een grote vlucht nam waarbij het wetenschappelijke wereldbeeld meer dan eens op z’n kop werd gezet, wordt je uit dit boek wel duidelijk.

Het verhaal van deze twee mensen eindigt triest. De buien van depressiviteit waaraan Paul zijn hele leven al had geleden verergerden toen hij in de loop van de jaren twintig geleidelijk het gevoel kreeg dat hij de nieuwe inzichten, vooral die op het gebied van de kwantumfysica, maar moeilijk kon volgen. Dat, plus een groeiende verwijdering tussen hem en Tatiana én de internationale politieke ontwikkelingen brachten hem eind 1933 tot een fatale daad. De man die zijn hele leven met uiterste precisie controle had gehad over soms waanzinnig ingewikkelde vraagstukken bleek niet in staat weerstand te bieden aan de langzame teloorgang van zijn intellectuele capaciteiten. Steeds sterker ook voelde hij zich een onwaardige opvolger van Lorentz. Uiteindelijk besloot hij daarmee niet langer te kunnen leven.

Van der Heijden heeft het leven van Paul en Tatiana nauwgezet uitgeplozen. Ze weet een mooie balans te vinden tussen de wetenschappelijke informatie en het persoonlijke leven van haar hoofdpersonen, waardoor het ook voor een alfa als ikzelf allemaal prima te volgen is. Ik las dit boek met veel plezier. En behalve de titel is ook het omslag beeldschoon.

Margriet van der Heijden / Denken is verrukkelijk. Het leven van Tatiana Afanassjewa en Paul Ehrenfest / 430 blz / Prometheus, 2021