woensdag 6 januari 2021

'Beste Harry'

Alice Schwarz, de moeder van Harry Mulisch, was een kordate vrouw die niet over zich liet lopen. Talrijke brieven in deze bundeling getuigen daarvan. Haar meest geuite klacht is dat de correspondentie met haar zoon wel heel eenzijdig is, ze ontvangt slechts sporadisch antwoord op haar brieven en vrijwel nooit een bedankje voor een cadeau of geldbedrag dat ze hem stuurde vanuit Californië, waarheen ze in 1951 is geëmigreerd. Een brief van 1 maart 1958 spreekt in dit opzicht voor zich. Hij is gericht aan De Bezige Bij, Mulisch’ uitgever: 

Mijne Heren, 

Ik las in een oude krant dat mijn zoon, Harry Mulisch, sinds korten tijd in Amsterdam woont. Daar hij wel een schrijver, maar geen briefschrijver is, zou ik U zeer dankbaar zijn als U mij zijn nieuwe adres zou willen meedelen. Ik ben erg trots op zijn succes met zijn boeken en het zal voor mij wel altijd een raadsel blijven van wie hij die gave en dat talent heeft geërfd. Ik geef er de voorkeur aan U te schrijven, want ik weet niet of brieven geadresseerd aan zijn oude adres in Haarlem hem zullen worden nagezonden.

U bij voorbaat dankend, 

Hoogachtend, A. Schwarz’

Ik kan me voorstellen dat deze brief op de burelen van de uitgeverij aanleiding heeft gegeven tot enig gegniffel, en wellicht ook tot een gevoel van herkenning,

Voor een goed begrip van de brieven in het kort de voorgeschiedenis. Als dochter van een Joodse bankier die na afloop van de Eerste Wereldoorlog met zijn gezin verhuisde van Antwerpen naar Amsterdam was Alice gewend aan een leven in luxe. Ze was geïnteresseerd in kunstgeschiedenis, literatuur en filosofie, en werd een veelbelovend pianiste genoemd. In Amsterdam ontmoette zij omstreeks 1923 haar toekomstige man, Kurt Mulisch. Deze is afkomstig uit het voormalige Oostenrijk-Hongarije, heeft tijdens de oorlog gevochten en merkte bij terugkomst in zijn vaderland dat de kansen om een toekomst op te bouwen nihil waren. Hij wendde zich tot bankier Schwarz – ze hadden elkaar aan het einde van de oorlog in Antwerpen ontmoet – en deze nodigde hem uit naar Amsterdam te komen, waar hij hem aan een baantje bij een bank hielp. Kurt maakte daar door zijn talenten en charme snel carrière. 

In 1926, twee jaar nadat hij is benoemd tot directeur van de nieuw opgerichte Wolbank, trouwde hij met de dochter van zijn beschermheer, Alice. Zij was achttien, hij zestien jaar ouder. Ze betrokken een huis op het chique Westerhoutpark in Haarlem, waar een jaar later hun zoon en enig kind Harry werd geboren. Het gezin leefde het leven van welgestelden, er waren twee dienstmeisjes, een tuinman plus een rijpaard in de manege. Kurt verbleef voor zaken geregeld langdurig in het buitenland, Alice trok graag naar Amsterdam. Maar in  1933 kwam er een einde aan het onbezorgde leventje.  Als gevolg van de economische crisis moest de Wolbank worden opgeheven. Kurt nam een veel bescheidener baantje aan en het gezin verhuisde naar een rijtjeshuis. Dat zette een verwijdering tussen Alice en Kurt in gang die 1937 eindigde in een scheiding. Harry bleef bij zijn vader wonen, Alice vertrok naar Amsterdam waar Harry regelmatig bij haar logeerde. 

Ik heb de oorlog niet zozeer meegemaakt. Ik ben de Tweede Wereldoorlog’ is een uitspraak die Harry graag en regelmatig deed. Het was geen grootspraak maar een kernachtige weergave van zijn situatie. Alice was Joods, droeg de ster maar werd gered van transport omdat zij door een operatie onvruchtbaar was geworden én een zoon had met een Arische man. Zij werkte bovendien bij de Joodse Raad. Een groot deel van haar familie werd wél vergast. Kurt werd kort na het begin van de bezetting aangesteld als directeur personeelszaken van Lippman, Rosenthal & Co, de bank die de bezittingen van de op transport gestelde Joden in beslag nam namens Duitsland. Een collaborateur dus. Na de oorlog was hij daardoor in sociaal en maatschappelijk opzicht een uitgestotene. Alice besloot na de oorlog haar geschiedenis achter zich te laten en opnieuw te beginnen. In 1951 vertrok zij naar Berkeley, Californië. Hun zoon was op dat moment een aanstormend schrijver.

Alice was, zoals gezegd, een echte briefschrijfster. Haar zoon schreef liever literaire teksten. In haar brieven is zij enthousiast over zijn succes. Harry debuteerde in 1952 als romanschrijver met Archibald Strohalm, dat positief werd ontvangen en de Reina Prinsen Geerligsprijs won. Alice las vrijwel ieder nieuw boek, Harry stuurde ze haar meestal toe. Wat ze ervan vond, liet ze hem open en eerlijk weten. De zinsnede ‘Zo’n genie ben je nu ook weer niet’ komt uit haar pen. Haar brieven getuigen ook van de energie waarmee ze haar nieuwe leven opbouwde, kantoorbanen zo goed mogelijk probeerde te doen en op bescheiden schaal vrienden maakte. Het lijkt of zij de juiste keuze heeft gemaakt. Haar brieven staan in schril contract met de brieven die Kurt haar schreef. Ofschoon hij probeert luchtigjes te doen over zijn situatie, is hij somber en ook wat depressief. Midden jaren vijftig komt daar een slopende ziekte bij. Hij sterft op zijn vijfenzestigste. 

Wanneer Alice bij vrij hoge uitzondering een brief van Harry ontvangt, verontrust de inhoud of de instelling van haar zoon haar soms. Als voorbeeld enkele passages uit een brief van Alice aan Harry van maart 1955: ‘Ik zal maar meteen je brief, die nogal existentialistisch is, beantwoorden. […] Je brief, zoals gezegd, maakt nogal een rare indruk. Je had mij tenminste kunnen feliciteren met mijn verjaardag, vind ik. […] En dat een mens een hoop stront is, weet ik allang. God’s evenbeeld, laat mij niet lachen. […] Ik trek mij er niets van aan. Ik tracht zo prettig en zo teruggetrokken mogelijk te leven, en ’t lukt mij best en daarom ben ik allesbehalve ongelukkig. Ik wil ook niets meer en verwacht ook niets. Alles wat komt is een meevaller. Van mij heb je die zwartgalligheid zeker niet geërfd! Wel de hoofdpijn!’ In de laatste decennia van haar leven wordt de brievenstroom dunner. Ze belt vaker met haar zoon, of hij komt zelf langs. 

Robbert Ammerlaan was uitgever bij De Bezige Bij en goed bevriend met Mulisch. Enkele jaren geleden publiceerde hij met Zijn eigen land. Een reis door de werkkamer van Harry Mulisch al een soort biografie van de schrijver, en een ‘echte’ biografie schijnt in voorbereiding te zijn. Deze brieven, die als het ware langs de randen van zo’n biografie scheren, zijn opnieuw een waardevolle vingeroefening. 

Alice Schwarz / Zo’n genie ben je nu ook weer niet. Harry Mulisch en de brieven van zijn ouders / Bezorgd door Robbert Ammerlaan /  400 blz / privé-domein, 311 / Uitgeverij De Arbeiderspers, 2020