maandag 29 juni 2020

Soldaat zonder geheugen

De Eerste Wereldoorlog kostte een ontstellend aantal mensen hun leven. Militairen die sneuvelden tijdens een van krankzinnige offensieven in de loopgravenoorlog. Of ongelukkigen die op een landmijn stapten en tot stukjes werden geblazen. Mannen die mosterdgas inademden en waarvan levend de longen verbrandden. En burgers die tezamen met hun stad of dorp werden platgebombardeerd. Wanneer het militaire slachtoffers betrof, ontvingen de vrouw of de ouders een brief waarin ze werden geïnformeerd dat hun man of zoon was gesneuveld in dienst van het vaderland. Vaak ook werd de formulering ‘Vermist’ gebruikt. Dat kon betekenen dat men wist dat de man in kwestie was gedood, maar dat er geen stoffelijke resten waren. Of dat de man was gedeserteerd en zich ergens schuil hield – daar stond de doodstraf op. Of dat de man door de omstandigheden zijn verstand had verloren, mogelijk was gaan rondzwerven en wellicht zonder identiteitspapieren in een instelling was opgenomen. Kortom, achter de term 'Vermist' schuilde een wereld aan onzekerheden. Zo’n brief ontving Julienne Coppens, echtgenote van Amand en moeder van hun twee kinderen.

Anjet Daanje opent haar monumentale roman De herinnerde soldaat met een onvergetelijke scène. Die speelt zich af in het Guislaingesticht te Gent, een instelling voor geesteszieken. Noen Merckem, een jonge man die daar sinds vier jaar is opgenomen, krijgt op twee opeenvolgende dagen bezoek van enkele vrouwen die op zoek zijn naar hun vermiste echtgenoot. Dat gebeurt wel vaker, in Vlaanderen zijn talloze vrouwen op zoek naar hun man. Ditmaal is het op de tweede dag raak, een van de vrouwen herkent Noen als haar man. De behandelend arts leest haar vervolgens de informatie voor waarover zij nu beschikken: ‘Amand Stephaan Coppens [in het gesticht verblijvend onder de naam Noen Merckem], 35 jaar oud, 1 meter 63 lang, vermist geraakt bij Diksmuide op 18 december 1917, en ja, zegt ze afwezig, dat klopt allemaal, en intussen kijkt ze naar hem alsof ze haar ogen niet kan geloven, en dokter De Moor herinnert haar eraan dat de man die hier voor haar zit pas op 22 december achter het front bij Merckem is gevonden, en ze zegt dat hij blijkbaar dagenlang heeft rondgezworven, en Merckem is niet ver van Diksmuide, zegt ze.’ De arts informeert haar dat Amand zich alles herinnert vanaf zijn intrede in het gesticht, maar van de tijd daarvoor weet hij niets meer. Na enig aandringen krijgt ze hem mee naar huis, voor een maand op proef. Ze loopt op wolken, de kwellende onzekerheid van vier jaar zoeken valt van haar af. Hij weet niet goed wat hij van deze ontwikkeling moet vinden. Hij is eigenlijk bang om de geborgenheid van het gesticht te verlaten, en de poort uit te stappen in het gezelschap van een vrouw die zegt zijn echtgenote te zijn maar die hij naar zijn beste weten nooit eerder heeft gezien.

Ruim vier jaar van huis en je gezin zijn, geen enkele herinnering hebben aan het gezinsleven daarvóór en vrijwel iedere nacht geplaagd worden door nachtmerries waarin je de gruwelen van de loopgraven opnieuw beleeft: Het is een enorme klus waarvoor Julienne en Amand zich gesteld zien. Haar enige hoop dat het zal lukken is als ze hem de tijd geeft. Ze introduceert hem langzaamaan weer in zijn leven van voor de oorlog, waarin hij fotograaf was. Troost hem wanneer hij gillend wakker wordt. Blijft kalm wanneer hij in zo’n droom gewelddadig dreigt te worden. Ook voor Amand is het een moeilijk proces. Hij went maar langzaam aan zijn vrouw, met zijn kinderen van tien en zeven heeft hij iets sneller een verstandhouding gevonden.

In het door de oorlog lamgeslagen Kortrijk bouwen ze beetje voor beetje een bestaan op. Voor portretfoto’s waarop klanten kunnen poseren naast Amand, die voor dat doel zijn oude uniform aantrekt, blijkt een markt te zijn. Ze schilderen daarvoor samen een achtergrond die de verwoesting na een veldslag toont. Zulke portretfoto’s maken ze ook voor zichzelf tijdens een uitstapje naar Ieper, de stad die tijdens de oorlog volledig werd verwoest. Het poseren, het uniform en de locatie helpen Amand op een visuele manier bij het in kaart brengen van zijn oude leven, en bij het beginnen te begrijpen wat er in de oorlog met hem gebeurde. Zoals hij ook zijn angstdromen visueel beleeft.

Daanje hanteert een dwingende verteltrant. Haar ruim vijfhonderd bladzijden dikke verhaal bestaat maar uit één hoofdstuk, waarin af en toe een witregel te vinden is. Heel veel zinnen – lange, met veel bijzinnen - begint ze met ‘en’, een techniek die stilistisch natuurlijk not done is maar die het verhaal wel voortstuwt.

Net over de helft van het boek, wanneer je je afvraagt wat Daanje gezien het nog te lezen forse volume nog meer voor ons in petto heeft, gaan zaken draaien. Eerst een enkel detail, vervolgens wezenlijke zaken. Het wordt veroorzaakt door het heel langzaam optrekken van de sluier over Amand's geheugen. Iets daarover  loslaten zou onterecht zijn en je leesplezier vergallen. Maar wat ze doet zet veel van de aannames die je als lezer tot dan toe had op losse schroeven. Dit geldt trouwens ook voor Julienne en Amand zelf. De manier waarop Daanje dit realiseert is ronduit indrukwekkend. Tot die draaiing dacht ik dat ik een goed boek aan het lezen was, toen ik enkele honderden bladzijden later het boek dicht sloeg wist ik dat ik een meesterwerk had gelezen. Een absolute aanrader.

De herinnerde soldaat van de vrij onbekende Groningse Anjet Daanje werd bij verschijning in november 2019 door de literaire kritiek gemist. Sneu voor Daanje. Pas de plaatsing op de longlist van de Libris Literatuur Prijs genereerde enige aandacht. Begin april verklaarde NRC Handelsblad het tot een grootse roman, in een paginagrote recensie met de opmerkelijke titel 'Bij verschijning werd deze roman niet opgemerkt. Nu zegt onze recensent: wat een verbluffend boek '. Wat zou er zijn gebeurd wanneer dergelijke recensies bij het verschijnen van het boek, maanden eerder, geschreven waren? De Libris Prijs?

Anjet Daanje
De herinnerde soldaat
538 blz
Uitgeverij Passage