zondag 20 mei 2018

Reizen door Europa

Onderzoek heeft uitgewezen dat het hebben van een auto emoties oproept bij de bezitter ervan. Een daarvan is een gevoel van vrijheid en avontuur, van het kunnen gaan en staan waar je wilt. Vandaar dat veel reclamespotjes voor nieuwe modellen worden opgenomen in prachtige landschappen, langs rotsachtige kustwegen of zelfs off-the-road. Wegen spreken in dit verband tot de verbeelding. Ze bieden je de mogelijkheid te reizen, onbekend terrein te verkennen, je blik op de wereld te verruimen en risico’s te nemen, wat aan ons enigszins eentonige leven een zekere spanning verleent. In Over oude wegen presenteert Mathijs Deen acht historische reizen over oude wegen. Het zijn niet de meest bekende reizen, zoals de tocht van Hannibal of de expeditie van Marco Polo naar het Verre Oosten, maar dat is nu juist de charme van zijn selectie. Ik kende er slechts een van. Ieder verhaal is tevens kenmerkend voor het reizen in een bepaald tijdperk, zodat je als lezer een mooi overzicht krijgt van het reizen door de eeuwen heen én van deels onbekende stukjes Europese geschiedenis.

Deen begint in de verre oertijd, ongeveer 800.000 jaar geleden, de periode dat vanuit Azië en Afrika de eerste mensen voet op Europese bodem zetten. Soms zijn hun voetafdrukken in versteende bodemlagen nog het enige bewijs voor hun aanwezigheid, een enkele keer zijn menselijke resten gevonden. Het is puzzelen, schriftelijke overleveringen ontbreken. Wie deze mensen waren, wat zij in Europa kwamen zoeken, wat zij dachten: het is allemaal onbekend. Toch weet Deen je in ruim dertig bladzijden een idee van hun wereld te geven.

In elk van de volgende reisverhalen staat steeds iemand centraal. Dat maakt de geschiedenissen heel persoonlijk. De door Deen gekozen persoon staat ook steeds voor een type reiziger. In het oude Rome is dat een struikrover die op de doorgaande wegen reizigers berooft, in het Holland van de Gouden Eeuw is dat een geloofsvluchteling, in de achttiende eeuw een Hollandse soldaat tijdens Napoleons Russische veldtocht, kort na 1900 rallyrijders – indertijd een volstrekt nieuw type – en het boek eindigt met een ‘omgekeerde vluchteling’, een Marokkaanse Nederlander die terugkeert naar zijn vaderland.

Het indrukwekkendste verhaal is voor mij dat van Gudrid, een IJslandse vrouw die kort na het jaar duizend leeft. Haar geschiedenis is er een van een hard leven, het koude Noorden van Europa was in die tijd alleen geschikt voor de sterken. De dood was tijdens Gudrids leven dan ook alom aanwezig. Veel van haar naasten, waaronder haar drie echtgenoten, stierven al op jonge leeftijd. Gudrids leven is pas twee eeuwen na haar dood opgetekend. Die teksten spreken van een reis naar Groenland, waar ze enkele seizoen blijft wonen en ook een overwintering meemaakt. Ze reist zelfs nog verder, naar het land dat toen bekend stond als Vinland, het tegenwoordige Newfoundland in Noord-Amerika. Daar vestigt zij zich met haar reisgezelschap, bouwt een huis, bewerkt het land, teelt vee. Tot de oorspronkelijke bewoners hen na enkele jaren verjagen. Waarna de groep weer terugkeert naar IJsland, in kleine boten over de grote oceaan. Dan, in het jaar 1025, tegen het eind van haar leven, reist zij als pelgrim naar Rome. Een oude vrouw, alleen op weg door Europa, met weinig geld en geen andere taal sprekend dan haar eigen taal. Het lijkt moeilijk te geloven. Het verhaal van die pelgrimage is dan ook het minst betrouwbare deel van de overgeleverde teksten over Gudrids leven. Het zou zomaar kunnen zijn toegevoegd ter promotie van het christelijk geloof in IJsland in de dertiende eeuw. Maar Deen beschrijft ook díe reis, want de Europese wegen werden in die periode immers overspoeld door pelgrims op weg naar Rome of Jeruzalem, dus onmogelijk is het niet.

In het Europa van vandaag is reizen nauwelijks nog een avontuur. Ons hele leven is geregeld, dus ook het reizen. Voor de automobilist zijn er maximumsnelheden, stoplichten, inhaalverboden en een wirwar aan andere verkeersregels. Die maken het reizen veiliger maar niet altijd sneller. Deen merkt dat wanneer hij in de zomer van 2015 in zijn auto van Parijs naar Wenen rijdt, over dezelfde wegen die in 1902 het parcours vormden voor de rally tussen die twee steden. Tientallen coureurs deden daaraan mee, in machtig brullende sportwagens die over de wegen stoven, stofwolken opwerpend, paard en wagens de berm indrukkend en op volle snelheid door dorpjes razend. De winnaar deed er 15 uur en 47 minuten over. Deen had er, meer dan een eeuw later, maar liefst 25 uur voor nodig.

In het jaar erop, 1903, voerde de wedstrijd van Parijs naar Madrid. Dat was alweer de vierde editie, na Parijs-Amsterdam, Parijs-Berlijn en de al genoemde Parijs-Wenen. De faam van de wedstrijd was inmiddels enorm, alle kranten in Europa schreven erover. De autofabrikanten stopten vermogens in het prepareren van hun wagens, de coureurs hadden een heldenstatus. Maar het ging dat jaar mis. Aan het eind van de eerste dag lag de route van Parijs naar het zuiden bezaaid met autowrakken en verongelukte coureurs. De wedstrijd werd gestaakt. Het drama leidde tot de beslissing voortaan uitsluitend autoraces toe te staan op afgesloten parcoursen. Het laatste stukje écht avontuur op de openbare oude wegen was daarmee geschiedenis.

Mathijs Deen
Over oude wegen. Een reis door de geschiedenis van Europa
416 blz
Thomas Rap

Geen opmerkingen:

Een reactie posten